Deltapilot S FMB70
6.2
Aansluiten van het meetinstrument
Voor meer informatie over de netwerkstructuur en het aarden en over andere
bussysteemcomponenten zoals buskabels, zie de relevante documentatie, bijv.
bedieningshandleiding BA00034S "PROFIBUS DP/PA: richtlijnen voor planning en
inbedrijfname" en de PNO-richtlijn.
6.2.1
Voedingsspanning
Versie voor explosieveilige omgeving: 9 ... 32 DC
WAARSCHUWING
L
Voedingsspanning kan zijn aangesloten!
Risico van elektrische schokken en/of explosie!
‣
Indien het meetinstrument in explosiegevaarlijke omgeving wordt gebruikt, moet de
installatie ook voldoen aan de geldende nationale normen en regelgeving en de
veiligheidsinstructies of installatie- en besturingstekeningen.
‣
Alle informatie betreffende de explosieveiligheid is opgenomen in afzonderlijke Ex-
documentatie en beschikbaar op aanvraag. De Ex-documentatie wordt standaard geleverd
met alle instrumenten die zijn goedgekeurd voor gebruik in explosiegevaarlijke omgeving.
6.2.2
Stroomverbruik
Tot HW-versie 1.10: 11 mA ±1 mA, inschakelstroom conform IEC 61158-2, clausule 21.
Tot HW-versie 02.00: 13 mA ±1 mA, inschakelstroom conform IEC 61158-2, clausule 21.
Vanaf hardware-versie 1.10, vindt u een label in het instrument op de elektronicamodule.
6.2.3
Klemmen
• Voedingsspanning en interne aardklem: 0,5 ... 2,5 mm
• Externe aardklem: 0,5 ... 4 mm
6.2.4
Kabelspecificatie
• Endress+Hauser adviseert gebruik te maken van getwiste, afgeschermde tweedraads kabels
(kabeltype A).
• Kabeldiameter: 5 ... 9 mm (0,2 ... 0,35 in)
Voor meer informatie over de kabelspecificaties, zie bedieningshandleiding BA00034S
"PROFIBUS DP/PA: richtlijnen voor planning en inbedrijfname", de PNO-richtlijn 2.092
"PROFIBUS PA gebruikers- en installatiehandleiding" en IEC 61158-2 (MBP).
Endress+Hauser
2
(20 ... 12 AWG)
2
(20 ... 14 AWG)
Elektrische aansluiting
13