Instellingen
Opname-instellingn — Opname-instellingen 1
De standaardinstellingen worden aangeduid met
AF-verlicht.
De AF-verlichting levert vullicht om gemakkelijker te kunnen scherpstellen op een onderwerp
in een donkere omgeving.
De AF-verlichting zendt rood licht uit, zodat de camera gemakkelijk kan scherpstellen zodra
de sluiterknop half ingedrukt wordt gehouden totdat de scherpstelling is vergrendeld. Op dat
moment wordt de aanduiding
Autom.
Uit
• Als de AF-verlichting het onderwerp niet voldoende raakt of als het onderwerp onvoldoende contrast
heeft, kan niet worden scherpgesteld. (U kunt het best een afstand van ongeveer 3,0 m (zoom: W)/2,0 m
(zoom: T) aanhouden.)
• De camera kan scherpstellen zolang de AF-verlichting het onderwerp bereikt, ongeacht of licht het
midden van het onderwerp al dan niet bereikt.
• U kunt de AF-verlichting niet gebruiken als:
– Semi-handmatig is ingesteld (pagina 60).
–
-functie (Landschap),
scènekeuzefunctie.
– Films opnemen
• Wanneer u de AF-verlichting gebruikt, wordt het normale AF-bereikzoekerframe uitgeschakeld en wordt
een nieuw AF-bereikzoekerframe weergegeven met een stippellijn. AF werkt met voorrang voor
onderwerpen die zich in de buurt van het midden van het frame bevinden.
• De AF-verlichting zendt zeer helder licht uit. Hoewel er geen enkel gezondheidsgevaar bestaat, kunt u het
beste niet rechtstreeks van dichtbij in het lichtvenster van de AF-verlichting kijken.
Stramienlijn
Door de stramienlijnen als referentie te gebruiken, kunt u eenvoudig de horizontale/verticale
positie van een onderwerp bepalen.
Aan
Uit
• De stramienlijnen worden niet opgenomen.
90
weergegeven.
Hiermee wordt de AF-verlichting gebruikt.
Hiermee wordt de AF-verlichting niet gebruikt.
-functie (Schemer) of
Hiermee worden stramienlijnen weergegeven.
Hiermee worden de stramienlijnen niet weergegeven.
Voor meer informatie over de bediening
.
-functie (Vuurwerk) is geselecteerd in de
1 pagina 81