4
Plaats het beschermvel in de
papierlade.
Plaats het beschermvel met de
onbedrukte zijde naar boven.
onbedrukte zijde
5
Plaats de papierlade in de printer
en druk op 1 (aan/standby).
De reinigingscartridge en het
beschermvel reinigen de binnenkant
van de printer. De 1 (aan/standby)
aanduiding is groen en knippert
langzaam.
Als het reinigen is voltooid, wordt het
beschermvel automatisch uitgevoerd.
6
Verwijder de reinigingscartridge
en het beschermvel uit de printer.
Tips
• Bewaar de reinigingscartridge en het
beschermvel voor later gebruik.
• U kunt een beschermvel maximaal 20 keer
gebruiken voor het reinigen van de printer.
Als het reinigen is voltooid
Plaats de printcartridge en het printpapier
in de printer.
Opmerkingen
• Reinig de printer alleen als er witte strepen of
punten op de afdruk verschijnen.
• Als de afdrukprestaties al optimaal zijn, is het
reinigen niet van invloed op de beeldkwaliteit
van de afdrukken.
• U kunt maximaal 20 keer reinigen. Met elke
keer neemt het effect van het reinigen echter
af.
• Plaats het beschermvel niet op het printpapier
als u gaat reinigen. Het papier kan vastlopen
of er kunnen andere problemen optreden.
• Als het reinigen de beeldkwaliteit van de
afdrukken niet verbetert, voert u de
reinigingsprocedure een paar keer achter
elkaar uit.
43
NL