Gebruikershandleiding
Deze opties worden weergegeven als u het beveiligingstype WPA/WPA2 Enterprise kiest.
Optie
Enterprise Sub-Type
Gebruikersnaam
Wachtwoord
CA-certificaat
Clientcertificaat
Beveiliging binnenste
koppeling
Token
Serveronderwerp
Server-SAN
Een hoofdcertificaat op uw toestel installeren
U kunt mogelijk geen verbinding maken met bepaalde Wi-Fi®-netwerken totdat u een hoofdcertificaat installeert op uw
BlackBerry®-toestel. U kunt het hoofdcertificaat installeren op uw computer en vervolgens het synchronisatieprogramma voor
certificaten van de BlackBerry® Desktop Softwaregebruiken om het hoofdcertificaat tussen uw toestel en uw computer te
synchroniseren. Zie de Help van de BlackBerry Desktop Software of neem contact op met uw beheerder voor meer informatie.
Instellingen UMA-verbinding
Afhankelijk van uw serviceprovider wordt deze functie mogelijk niet ondersteund. Neem voor meer informatie contact op met
uw serviceprovider.
Info over het gebruik van UMA met een Wi-Fi-netwerk
Als uw serviceprovider voor draadloze netwerken UMA (ook bekend als GAN) ondersteunt en u zich aanmeldt voor deze
service, kunt u mogelijk bellen, webpagina's bezoeken en e-mailberichten, PIN-berichten en tekstberichten verzenden en
ontvangen via een Wi-Fi®-netwerk. Uw BlackBerry®-toestel schakelt automatisch tussen uw mobiele netwerk en Wi-Fi-
netwerken, afhankelijk van welk netwerk beschikbaar is in de omgeving waarin u uw toestel gebruikt. Neem voor meer
informatie over UMA contact op met uw serviceprovider.
238
Beschrijving
Stel indien nodig de enterprise-beveiligingsmethode in voor het Wi-Fi-netwerk.
Voer indien nodig de gebruikersnaam in die u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Voer indien nodig het wachtwoord in dat u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Stel het hoofdcertificaat in dat uw toestel moet gebruiken om te controleren of met het juiste Wi-Fi-
netwerk verbinding wordt gemaakt.
Stel het certificaat voor verificatie in dat uw toestel moet gebruiken om verbinding te maken met het
Wi-Fi-netwerk.
Stel indien nodig het beveiligingsprotocol in dat het Wi-Fi-netwerk ondersteunt voor de innerlijke
verificatiemethode.
Stel in of u een hardwaretoken wilt gebruiken om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Voer indien nodig de naam van het serveronderwerp in dat uw toestel moet gebruiken om te
controleren of met het juiste Wi-Fi-netwerk verbinding wordt gemaakt.
Voer indien nodig de naam van de server-SAN in die uw toestel moet gebruiken om te controleren of
met het juiste Wi-Fi-netwerk verbinding wordt gemaakt.
Verbindingen beheren