1
Druk tijdens het weergeven of in de
pauzestand op SYSTEM MENU.
Het systeemmenu verschijnt.
2
Selecteer "Beeldinstellingen" en druk
op ENTER.
3
Selecteer een voorkeursinstelling met
</,, en druk daarna op ENTER.
Dynamisch: levert een sterk, dynamisch
beeld op door het beeldcontrast en de
kleurintensiteit te verhogen.
Standaard: geeft een standaardbeeld
weer.
Professioneel: geeft een origineel beeld
weer.
Memory 1/Memory 2/Memory 3: Uw
eigen instellingen. Om uw eigen
instellingen te maken, zie "Uw eigen
instelling maken" hieronder.
Om de gedetailleerde instellingen van de
geselecteerde voorkeursinstelling te
controleren, drukt u op DISPLAY.
4
Druk op SYSTEM MENU om te de
functie verlaten.
Uw eigen instelling maken
1
Selecteer "Memory 1", "Memory 2" of
"Memory 3" in stap 3.
2
Selecteer "Details Instelling" en druk op
ENTER.
Het scherm voor het maken van
gedetailleerde instellingen wordt
afgebeeld.
3
Kies een item met M/m en verander de
instellingen met </,.
Voor meer informatie over iedere
instelling, leest u de beschrijving van het
scherm.
"Progr. Beweging": Stelt het
progressieve videosignaal in wanneer
"Component Video Uit" is ingesteld op
"Progressive (p)" (pagina 104).
Selecteer "Beweging" voor een film met
snel bewegende beelden.
Selecteer "Stilst." voor een film met
weinig beweging.
"Cinema": Zet de progressieve
videosignalen om overeenkomstig het
type DVD-software waarnaar u kijkt
wanneer "Component Video Uit" is
ingesteld op "Progressive (p)"
(pagina 104).
Selecteer "Auto 1" om het type software
(op filmbasis of op videobasis)
automatisch vast te stellen en de
toepasselijke omzettingsfunctie te
selecteren. Selecteer normaal deze
instelling.
Als het beeld er onnatuurlijk uitziet,
selecteert u "Auto 2", "Aan" of "Uit".
"YNR" (ruisvermindering helderheid):
Vermindert de ruis in het
helderheidsgedeelte van het
videosignaal.
"BNR" (blokruisvermindering):
Vermindert "blokruis" of
mozaïekpatronen in het beeld.
"MNR" (muggenruisvermindering):
Vermindert de vage storing die optreedt
rond de omtrek van beelden. De
ruisverminderingseffecten worden
automatisch ingesteld binnen ieder
instelbereik overeenkomstig de
videobitsnelheid en andere factoren.
"Scherpte": Verscherpt de contouren van
de beelden.
"Detail": Stelt de scherpte in van de
beeldomtrek.
"Witverbetering": Stelt de intensiteit van
het wit in.
"Zwartverbetering": Stelt de intensiteit
van het zwart in.
"Zwartverbetering": Selecteert het
zwartniveau (instelniveau) voor de
videosignalen.
Selecteer "ON" om het standaard
zwartniveau te verhogen. Selecteer dit
wanneer het beeld te donker is.
Selecteer "OFF" om het zwartniveau van
de ingangssignalen in te stellen op het
standaardniveau. Selecteer normaal deze
instelling.
"Gamma Correctie.": Stelt in hoe
donkere delen eruit zien.
"Kleurtint": Stelt de kleurbalans in.
65
,wordt vervolgd