Installatie
i
Aanwijzingen
► Afsluitkap op de ontluchting in de binnenunit één omwenteling openen.
► Aftapkraan van de buitenunit sluiten.
► Alle verwarmingscircuits openen.
► De complete verwarmingsinstallatie in koude toestand langzaam via de vul- en aftapkraan op de
retourleiding tot ongeveer 2 bar afvullen (manometer gadeslaan). De maximale bedrijfsdruk bedraagt
2,5 bar.
► 3-weg-omschakelventiel manueel van verwarmingsbedrijf naar warmwaterbedrijf en terug bewegen.
► De volledige installatie op waterdichtheid controleren.
OPMERKING
Uitlopend water!
Waterschade
► Controleer alle hydraulische leidingen op lekkage.
► Drukexpansievat langzaam openen.
5.8.2
Gevolgen van het niet-naleven van de instructies bij de installatie
Als de installatie niet volgens de instructies wordt ontworpen, in bedrijf genomen en gebruikt, bestaat
gevaar van volgende schade en storingen:
– Werkingsstoringen en uitval van onderdelen bijv. pompen, ventielen
– Debietverminderingen door verstopte onderdelen
– Inwendige en uitwendige lekken, bijv. aan de warmtewisselaars
– Materiaalmoeheid
– Cavitatie door gasbelontwikkeling
– Kookgeluiden
– Ontsnappen van brandbaar koudemiddel
5.9
Elektrische aansluiting
5.9.1
Algemene aanwijzingen
► De elektrische aansluiten mag alleen door een erkend elektro-installatiebedrijf worden uitgevoerd.
► Het gebruik van een warmtepomp bij de plaatselijke energieleverancier melden.
► Op aansluitklemmen is ook bij uitgeschakelde bedrijfsschakelaar spanning aanwezig.
► Netaansluitleidingen moeten worden gerealiseerd volgens de technische gegevens van de toestellen,
alsook de plaatselijke omstandigheden en de manier van plaatsing (bijv. NYM-J of NYY-J).
► Elektrische aansluitleidingen, kabelgoten, elektrabuizen enz. tegen mechanische beschadiging
beschermen, en bestendig tegen weersinvloeden en UV-straling uitvoeren.
GEVAAR
Elektrische spanning!
Dood door een elektrische schok.
► Laat elektriciteitswerkzaamheden door een installateur uitvoeren.
► In de voedingskabel voor het toestel een meerpolige scheidingsinrichting met een contactafstand
van ten minste 3 mm opnemen.
► Controleer of er geen spanning is.
► De installatie beveiligen tegen herinschakeling.
► Een aardlekschakelaar van het type B toepassen, want alleen dat type is ook geschikt voor
lekstromen met een gelijkstroomcomponent. Een aardlekschakelaar van het type A is niet
geschikt.
► Elektrische beveiligingswaarden ("14 Technische gegevens" op pagina 103) in acht nemen.
► Voordat het toestel onder spanning wordt gezet, alle elektrische afdekkingen en
beveiligingsinrichtingen monteren.
OPMERKING
Elektrische spanning!
Schade aan onderdelen van het toestel.
► Sensorleidingen niet in hetzelfde traject met leidingen van 230 V of 400 V leggen.
► Leidingen voor de netvoeding overeenkomstig de technische gegevens van het toestel en
volgens de plaatselijke voorschriften realiseren.
52 | WOLF GmbH
12.4 Vorstbeveiliging is actief
in acht nemen.
3066532_202111