7
Controle van de signalering
7.1 Controle van de signalering van de omzetting
01
De controle wordt uitgevoerd met behulp van
tussen de tong geplaatste mallen en de
contrarail op de plaats van de aansluiting van
de stelstang. Zet het wissel zodanig om, dat de
tong tegen de mal leunt.
02
Indien een mal van 2 mm wordt gebruikt, meldt de signalering de omzetting van het wissel,
d.w.z. de stelstang is vergrendeld en de sensoren zijn geschakeld.
03
Indien een mal van 3 mm gebruikt wordt, mag de signalering niet het omzetten van het
wissel melden, de positiesensor van de betreffende controlestang is niet geschakeld. De
vergrendeling in deze positie is afhankelijk van de eis van de exploitant. Wordt in deze
positie een vergrendeling van het systeem geëist, dan wordt de betreffende speling op de
grendels van de vergrendeling vergroot.
04
De test wordt voor elke richting tenminste 3x herhaald. In het geval van een negatief
resultaat moet de instelling van de speling op de grendels van de vergrendelingen en de
instelling van de sensoren worden gecontroleerd. Herhaal de complete test voor elke richting
3x.
WAARSCHUWING:
De exploitant kan de waarden voor de instelling van de sensoren van de
controlestangen en de spelingen van de vergrendelingen aanpassen volgens
lokale voorwaarden.
7.2 Controle van de zekeringsdruk
De zekeringsdruk wordt gecontroleerd tijdens de regelmatige controles en wanneer
storingen tijdens het bedrijf worden vastgesteld.
De grootte van de zekeringsdruk is een constante waarde, die bepaald wordt door de
instelling van het overloopventiel. Zolang het systeem in orde is, is de waarde van de
zekeringsdruk in beide grensposities gelijk en bereikt het de door de producent
ingestelde waarden.
Normaal wordt een overloopventiel geleverd dat ingesteld is voor een waarde van 15
+-0,3 Mpa (150bar).
LET OP! Alleen een geschoolde medewerker van het servicebedrijf mag
de instelling van het veiligheidsventiel wijzigen!!
TSH 100 LC
Servicehandleiding
pagina
34 van 98
24.8.2009