Als u een training kiest, geeft het scherm een
overzicht van de training weer met informatie over
de duur en de afstand van de training, en het
geschatte aantal calorieën dat u tijdens de training
verbrandt.
4. De training starten.
Druk op Start Workout (training starten) om de
training te starten.
Tijdens sommige trainingen zal een iFIT-coach
u begeleiden door een meeslepende videotrai-
ning. Raak het scherm op een open plek aan om
muziek-, trainerstem- en volume-opties voor de
training te bekijken en te selecteren.
Tijdens sommige trainingen geeft het scherm een
kaart van de route weer en toont een markering uw
voortgang. Druk op de toetsen op het scherm om
de gewenste kaartopties te selecteren.
Tijdens sommige trainingen kan u gevraagd wor-
den om een doelsnelheid aan te houden. Houd
tijdens het trainen uw roeisnelheid in de buurt van
de doelsnelheid.
Tijdens de training zal de weerstand van de roei-
stang automatisch toe- of afnemen.
Wanneer het weerstandsniveau te hoog of te
laag ligt, kunt u de instelling handmatig verande-
ren door op de weerstandsschuifregelaars op het
scherm te drukken (zie stap 3 op bladzijde 16).
Druk op Follow Trainer (trainer volgen) om terug te
keren naar de geprogrammeerde weerstandsinstel-
lingen van de training.
Als de slimme aanpassingsfunctie is ingeschakeld,
zal het bedieningspaneel het intensiteitsniveau van
de training automatisch aanpassen op basis van
uw handmatige overschrijdingen van de weerstand.
Om de slimme aanpassingsfunctie in te schakelen,
drukt u op het scherm op een open plek aan en
drukt u vervolgens de wisseltoets voor de slimme
aanpassing aan.
BELANGRIJK: Het caloriedoel dat in de trai-
ningsbeschrijving wordt weergegeven, is een
schatting van het aantal calorieën dat u tijdens
de training verbrandt. Het daadwerkelijke aantal
calorieën dat u verbrandt, hangt af van verschil-
lende factoren, waaronder uw gewicht. Als u
bovendien tijdens de training het weerstandsni-
veau handmatig wijzigt, heeft dat invloed op het
aantal calorieën dat u verbrandt.
Indien de actieve pulsfunctie is ingeschakeld, zal
het bedieningspaneel het intensiteitsniveau van de
training automatisch schalen op basis van uw hart-
slag wanneer u een compatibele hartslagmonitor
draagt (zie stap 6). Zie DE INSTELLINGEN VAN
HET BEDIENINGSPANEEL WIJZIGEN op blad-
zijde 22 om de actieve pulsfunctie in te schakelen.
Om uw voortgang met de weergavemodi te volgen,
kijkt u bij stap 4 op bladzijde 17.
Druk op het scherm en druk op de pauzeoptie, of
stop eenvoudigweg met roeien om de training te
pauzeren. Druk op de startoptie of begin eenvou-
digweg weer te roeien om verder te gaan met uw
training.
Als u de trainingssessie wilt beëindigen, drukt u op
het scherm, drukt u op de pauzeoptie en volgt u
vervolgens de aanwijzingen op het scherm om de
training te beëindigen en terug te keren naar het
startscherm.
Als de training stopt, wordt een samenvatting
van de training op het scherm weergegeven.
Desgewenst kunt u opties selecteren, zoals het
toevoegen van de training aan uw schema (zie
EEN IFIT-TRAINING GEBRUIKEN op bladzijde
20), of de training toevoegen aan uw lijst met favo-
rieten. Druk dan op Finish (voltooien) om terug te
keren naar het startscherm.
5. Desgewenst een hoofdtelefoon dragen.
Om uw hoofdtelefoon op het bedieningspaneel aan
te sluiten, zet u eerst uw hoofdtelefoon aan, zet
u deze in de koppelingsmodus en plaatst u deze
nabij het bedieningspaneel. Druk vervolgens op
het scherm op een open plek, druk op de optie om
uw hoofdtelefoon aan te sluiten, en selecteer uw
hoofdtelefoon uit de lijst op het scherm.
Als uw hoofdtelefoon en het bedieningspaneel
met succes zijn gekoppeld, wordt de audio van het
bedieningspaneel via uw hoofdtelefoon afgespeeld.
6. Draag indien gewenst een compatibele
hartslagmonitor en meet uw hartslag.
Zie stap 5 op bladzijde 17.
7. Zet het bedieningspaneel uit als u klaar bent
met oefenen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL UITZETTEN op
bladzijde 15.
18