Installatiehandleiding
1.2.7 Externe op-/neer-ingangen
Elke groep beschikt over zijn eigen op-/neer-ingang. Voor deze ingangen is
een potentiaalvrije schakelaar nodig waarmee meerdere ingangen gelijktijdig
bestuurd kunnen worden.
Sluit de schakelaar aan op de gewenste ingang en op één van de min-klemmen
(140, 149, 150 of 159).
1.2.8 Ingangen voor het schoonmaken van de ramen en het onderhoud
Met de ingangen voor het schoonmaken van de ramen en het onderhoud kan uw zon-
weringsinstallatie op een bepaalde positie geblokkeerd worden. Dit is van groot belang voor
het uitvoeren van schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden. Elke groep beschikt
over zijn eigen ingang.
Sluit de benodigde ingang (SW1 tot SW8 en één van de min-klemmen (160 of 169) aan
op een sleutelschakelaar.
Op een sleutelschakelaar kunnen ook meerdere ingangen worden aangesloten.
1.2.9 Regensensor
Voor de aansluiting van de regensensor zijn zes aansluitdraden nodig. Aansluiting 1–6
van de regensensor komen overeen met aansluiting 170–175 op de Vesta Building
Controller. Met de twee DIP-schakelaars rechts van het klemmenblok kan de reactie-
gevoeligheid van de regensensor worden ingesteld.
1.2.10 Brandingang
Met de brandingang kan de Vesta Building Controller op een rook-/brandmeldersysteem worden aangesloten.
Sluit het potentiaalvrije verbreekcontact van het rook-/brandmeldersysteem aan op klemmen 176 en 177 van
de Vesta Building Controller (zie afbeelding in paragraaf 1.2.9). Houdt er rekening mee, dat bij een niet ge-
bruikte ingang klemmen 176 en 177 overbrugd moeten worden.
1.2.11 Uitgang signaalrelais
Met het signaalrelais (klemmen 178 en 179) kunnen fout- en statusmeldingen naar andere systemen worden
gestuurd. Het relaiscontact is potentiaalvrij en uitsluitend bedoeld voor laagspanningen tot 40V met een maxi-
male belasting van 1 A.
- 10 -