11 Gebruikersinstructies
Afb.84
Bijvullen van de installatie
5
6
Afb.85
Bijvullen van de installatie
8
10
13
64
5. Gebruik voor het bijvullen een vulslang met twee kraankoppelingen,
een doek en een ontluchtingssleutel.
6. Sluit de vulslang aan op een (koud) waterkraan.
7. Verwijder lucht uit de vulslang. Vul de slang langzaam met water.
Houd het uiteinde van de slang omhoog, boven een emmer. Sluit de
kraan zodra er water uit de slang loopt.
7
AD-3001243-01
8. Draai de afsluitdop van de vul-/aftapkraan.
9
Belangrijk
De vul-/aftapkraan hoeft zich niet bij de ketel te bevinden.
9. Bevestig de vulslang aan de vul-/aftapkraan. Draai de vulslang goed
vast.
10. Draai de vul- / aftapkraan van de CV-installatie open.
11. Draai de waterkraan open.
12. Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op het display van
11
het bedieningspaneel staat aangegeven.
13. Sluit de waterkraan wanneer de waterdruk 2 bar is.
14. Sluit de vul-/aftapkraan van de CV-installatie. Laat de slang aan de
vul-/aftapkraan tot de CV-installatie is ontlucht.
Belangrijk
Door bijvullen met water komt er lucht in de CV-installatie:
14
Ontlucht de CV-installatie.
Na ontluchten kan de waterdruk weer onder het vereiste niveau
komen.
Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op het display
van het bedieningspaneel staat aangegeven.
Als de waterdruk lager is dan 0,8 bar, moet water worden
bijgevuld.
AD-3001244-01
15. Neem de ketel weer in bedrijf, nadat de CV-installatie gevuld en
ontlucht is.
Belangrijk
Het twee keer per jaar vullen en het ontluchten van de CV-
installatie zou voldoende moeten zijn om de juiste waterdruk te
handhaven. Neem contact op met de installateur indien u vaak
water moet bijvullen in de CV-installatie
11.7.2
Handmatig bijvullen van de CV-installatie, met
(bij)vulinrichting
1. Controleer de waterdruk van de CV-installatie die op het display van
het bedieningspaneel staat aangegeven. Indien nodig: vul de CV-
installatie bij.
7680252 - v.02 - 21112018