1
Selecteer [Disp. Sjabloon]
1. Druk op de knop
2. Gebruik in het menu
of
selecteren.
2
Accepteer de instelling.
1. Gebruik de knop
[Raster], [Beide] of [Uitsnede] te
selecteren.
2. Druk op de knop
Voor de modus
geconfigureerd.
Het raster en de uitsnede worden niet vastgelegd
in het beeld.
Aangepaste instellingen opslaan
Opnamemodus
U kunt veelgebruikte opnamemodi en verscheidene opname-instellingen
in de modus
maken met eerder opgeslagen instellingen door eenvoudig het
programmakeuzewiel naar
geheugen worden vastgehouden wanneer er een andere opnamemodus
wordt gekozen of wanneer de camera wordt uitgezet (zoals instellingen
voor continu-opnamen of de zelfontspanner), blijven hiermee wel bewaard.
.
om [Disp. Sjabloon] te
of
.
of
Zie Functies beschikbaar in elke opnamemodus
(Custom) opslaan. U kunt desgewenst opnamen
te draaien. Instellingen die niet in het
Verschillende opnamemethoden
de knop
om [Uit],
kan alleen een raster worden
123
(p.
208).