4.
Zet de motor uit.
5.
Let erop dat de motor minimaal 3 minuten geleden is uitgeschakeld, zodat
de hydraulische olie terug naar de tank kan stromen.
6.
Verwijder de peilstok van de hydraulische olie (A) en reinig deze met een
schone en pluisvrije doek.
7.
Plaats de peilstok terug.
8.
Verwijder de peilstok opnieuw.
9.
Controleer of het oliepeil zich tussen de 'MIN'- en 'MAX'-indicatoren bevindt.
Het oliepeil moet zich altijd tussen de 'MIN'- en 'MAX'-indicatoren
bevinden.
10. Vul zo nodig bij tot de 'MAX'-indicator.
Raadpleeg Specificaties van vloeistoffen op pagina 105 voor het
type olie.
9.10.2
Controleren op lekkages, slijtage, scheuren en schade
1.
Controleer alle slangen, leidingen en fittingen op lekkages, slijtage, scheuren
en schade.
2.
Controleer of alle slang- en leidingkoppelingen goed vastzitten.
3.
Controleer of er geen slangen loszitten, zodat deze niet kunnen slijten.
4.
Zorg indien nodig voor reparatie of vervanging.
9.10.3
De cilinders controleren
1.
Controleer alle hydraulische cilinders op overmatige slijtage, corrosie en
schade.
2.
Controleer of de schraper in de cilinderkop goed werkt.
Een versleten schraper heeft tot gevolg dat vervuilingen het
hydraulische systeem binnendringen.
RT250-2 / RT260-2 - R1910
Raak slangen die onder druk staan nooit met blote
handen aan.
Wiellader
Onderhoud 123