6 Aansluiting en inbedrijfstelling
Voorwaarden:
☐ De signaalbron moet technisch geschikt zijn voor aansluiting op de analoge ingangen (zie
hoofdstuk 9, pagina 84).
☐ De aansluitkabel moet zijn voorbereid voor aansluiting op de meerpolige stekker (zie
hoofdstuk 6.5, pagina 32).
Afbeelding 24: Configuratie van pingroep Analoge stroomingang 3
Pin
Signaal
B1
Niet toegewezen Gereserveerd voor toekomstige toepassingen
B2
I+
B3
I−
B4
GND
Werkwijze:
1. Sluit de aansluitkabel aan op de analoge signaalbron (zie handleiding van de fabrikant). Kort
daarbij de niet benodigde aders in tot aan de kabelafscherming en noteer de kleuren van de
aders.
2. Sluit de aansluitkabel aan de 8-polige stekker aan:
• Ontgrendel de leidinginvoer 4 met een schroevendraaier en steek de ader van het
montagesnoer in de leidinginvoer.
• Ontgrendel de leidinginvoeren 2 en 3 met een schroevendraaier en steek de aders van
de aansluitkabel in de leidinginvoeren. Let daarbij op de configuratie van de pinnen.
3. Steek de 8-polige stekker in pinnenrij B van aansluiting X8.
4. Vermeld op de aansluitkabel aan welke aansluiting en pinnenrij de aansluitkabel is
toegewezen. Gebruik daarvoor de meegeleverde kabelbinder met beschrijfbaar label.
5. Noteer het aansluitschema op het meegeleverde aanvullingsblad.
60
ClusterController-IA-nl-16
Toelichting
Stroomingang
Stroomtegenkoppeling
Aarding kabelscherm
SMA Solar Technology AG
Installatiehandleiding