(Zie figuur 20 & 21)
LET OP: Het doel is een gelijke maaihoogte
links – rechts en om gelijke gewichtsverdeling
aan de ophangpunten te hebben.
WAARSCHUWING
De maaimessen zijn scherp, draag daarom goede
handschoenen of bedek de snijvlakken van de
messen!
1. Controleer de bandenspanning van alle vier de
wielen en zet ze zonodig op de juiste spanning.
2. Het maakt niet uit op welke maaihoogte u het
deck afstelt. Indien de maaihoogte niet
overeenstemt met de werkelijke meshoogte, nu
nog niet bijstellen. Het maaideck dient eerst in
de breedte en daarna in de lengte afgesteld te
worden, zie volgende alinea's.
3. Zet het linkse mes in de breedte en meet de
afstand tussen de buitenste
vlakke vloer. (zie figuur 20).
4. Zet het rechtse mes in de breedte en meet de
afstand tussen de buitenste
vlakke vloer. (zie figuur 20).
5. Indien er meer dan 4 mm verschil is dient het
maaideck te worden afgesteld.
6. Dit gebeurt met de afstelbout (A) aan de
voorste rechtse ophangarm (fig 21).
7. Draai de 7/16 kettingdraagbout (C) iets los en
stel daarna het deck af met bout (A) op de
afstelsteun (B).
8. De linkse kant van het maaideck kan nu
afgesteld worden zodat het gelijk komt met de
rechtse kant door bout A rechtsom te draaien,
(links komt dan hoger) of linksom om de
linkerkant te laten zakken.
9. Dit doet u totdat links en rechts gelijke hoogte
heeft.
10. Daarna draait u de 7/16 ketting draagbout (C)
stevig vast.
11. Controleer of iedere ketting gespannen is
(gewicht draagt). Indien dit niet het geval is
kunt u controleren of het maaideck goed recht
in de lengte richting staat (zie volgende alinea).
Figuur 20
mespunt en de
mespunt en de
Figuur 21
AFSTELLING VAN DE MAAI-UNIT (in de
lengte richting)
(Zie figuur 22 & 23)
LET OP: Het maaideck dient eerst in de breedte
te worden afgesteld (zie voorgaande alinea). De
messen moeten iets voorover staan en de
kettingen
dienen
ongeveer
gewicht te dragen.
WAARSCHUWING
De maaimessen zijn scherp, draag daarom goede
handschoenen of bedek de snijvlakken van de
messen!
1. Controleer de bandenspanning van alle vier de
wielen en zet ze zonodig op de juiste spanning.
2. Het maakt niet uit op welke maaihoogte u het
deck afstelt. Indien de maaihoogte niet
overeenstemt met de werkelijke meshoogte, nu
nog niet bijstellen. Het maaideck dient eerst in
de breedte en daarna in de lengte afgesteld te
worden
voordat
afgesteld, zie volgende alinea's.
3. Zet het linkse mes in de lengte en meet de
afstand tussen de buitenste mespunten, zowel
voor als achter, en de vlakke vloer. (zie figuur
22).
4. De afstand tussen mespunt en de vloer aan de
achterkant dient 4 tot 6 mm. Hoger te zijn dan
aan de voorkant.
5. Indien deze afstanden niet binnen de toleranties
vallen dient het deck te worden afgesteld,
tenzij het mes krom is.
6. Controleer of het mes krom is door dit 180
graden te draaien en de meting links achter
opnieuw te verrichten. Indien er meer dan 4
ieder
evenveel
de
maaihoogte
wordt
31