Gebruik de machine nooit in de buurt van
open vuur zoals een kampvuurtje.
Gebruik de machine nooit wanneer er gas of
brandstof in de buurt aanwezig is of
wanneer er zich een andere explosieve
situatie voordoet.
Ga op de stoel van de tractor zitten.
•
Schakel de parkeerrem in.
•
Plaats
beide
•
geopende positie.
Druk de PTO schakelaar in, zodat deze
•
uitgeschakeld staat.
Zet het gas voor 1/3 open.
•
Plaats de sleutel in het contact en zet
•
deze in de AAN positie (zwarte stip op
het paneel).
Kijk of de oliedruk-, accu- en remlamp
•
aan zijn.
Draai de sleutel tegen de klok in om
•
voor te gloeien. De motor is voorzien
van snelle voorgloei pluggen en de
gebruikelijke voorgloeitijd is 5-10
seconden. Gloei NOOIT langer dan 20
seconden voor. Wanneer de motor nog
warm is hoeft u niet voor te gloeien.
Lees
de
motorhandleiding
precieze
informatie
voorgloeien.
Plaats de sleutel in de START positie.
•
Laat de sleutel onmiddellijk terugveren
wanneer de motor aanslaat.
Controleer of de oliedruk-, accu- en
•
remlamp uit zijn. Als een lamp
aanblijft doet er zich een probleem
voor in het systeem.
Warm de motor een paar minuten met
•
half gas op.
De levensduur van de startmotor wordt
verlengt door telkens korte starts te maken van
een paar seconden. Langer dan 15 seconden
starten per minuut kan de startmotor ernstig
beschadigen.
TIPS OM TE STARTEN BIJ KOUD
WEER
Gebruik olie met de juiste viscositeit voor de
verwachte
temperatuur
motorhandleiding).
Zet het gas half open bij het starten.
stuurhendels
in
de
voor
over
het
(lees
de
Gloei langer voor bij dieselmotoren (lees de
motorhandleiding).
Een warme accu heeft een betere start
capaciteit dan een koude accu.
Gebruik speciale winterbrandstof. Dit is beter
voor het starten in de winter dan overgebleven
zomerdiesel.
BEDIENING VAN DE
STUURHENDELS
(zie pagina 19, figuur 4)
WAARSCHUWING
Verplaats nooit abrupt de stuurhendels van
een voorwaartse naar een achterwaartse
positie
of
andersom.
veranderingen in richting kunnen ervoor
zorgen dat u de controle over de machine
verliest.
LET OP
Voorkom letsel. Leer goed gebruik te maken
van de stuurhendels en oefen met half gas
totdat u vertrouwt raakt met de bediening
van de machine en u zich op uw gemak
voelt.
De stuurhendels controleren de snelheid,
beweging en richting van de machine. De
stuurhendels kunnen in twee posities staan: (1)
Neutraal: de hendels staan hierbij in geopende
positie en kunnen niet voor of achterwaarts
bewogen worden; (2) Bedrijfstand: de hendels
staan hierbij in de gesloten positie en kunnen
voor en achterwaarts bewogen worden.
Neutrale positie:
Voor en achterwaarts bewegen van de
•
stuurhendels
wanneer de stuurhendels in geopende
positie geplaatst zijn. De machine
moet niet bewegen wanneer de hendels
in geopende positie staan en de
parkeerrem uit staat. Beweegt hij toch,
lees dan de "neutraal afstelling" op
pagina 30.
Stuurhendels moeten in de geopende
•
stand staan om de motor te kunnen
starten.
Plotselinge
wordt
voorkomen
16