Aarding
Om het risico van vonkoverslag als gevolg van statische elektri-
citeit te verminderen, dient u de pomp te aarden, evenals het te
spuiten object en alle andere spuit- en doseerapparatuur die u
gebruikt of die zich op de spuit-/doseerplek bevinden. Kijk in de
richtlijnen die plaatselijk gelden met betrekking tot de elektriciteit
wat precies de instructies zijn in uw gebied voor uw apparatuur
met betrekking tot de aarding. Zorg ervoor dat de volgende
spuit- en doseerapparatuur altijd geaard is:
1.
Pomp: Draai de moer (W) en de sluitring (X) los. Steek
een einde van de aardingsdraad (Y), met minimum door-
2
snede 1,5 mm
, in de opening van het aansluitpunt (Z),
en draai de moer goed vast. Zie Afb. 1. Verbind het
andere einde van de aardingsdraad met een echte
aardaansluiting.
2.
Luchtslangen: Gebruik alleen elektrisch geleidende
luchtslangen.
3.
Materiaalslangen: Gebruik alleen elektrisch geleidende
slangen.
4.
Luchtcompressor: Aansluiten conform de aanbevelingen
van de fabrikant.
5.
Spuit-/doseerpistool: Wordt geaard middels aansluiting
op een goed geaarde materiaalslang en -pomp.
Installatie
6.
Materiaalvoorraadvat: Volgens plaatselijk voorschrift.
7.
Het te spuiten voorwerp: Volgens plaatselijk voorschrift.
8.
Vaten voor oplosmiddelen, gebruikt bij het spoelen:
Volgens lokale voorschriften. Gebruik alleen metalen
emmers, die geleidend zijn, en zet die op een geaard
oppervlak. Plaats het vat niet op een niet-geleidend
oppervlak, zoals papier of karton, omdat dat de aarding
onderbreekt.
9.
Om de continuïteit van de aarding te handhaven bij het
spoelen of wanneer de druk wordt ontlast, moet u altijd
een metalen gedeelte van het spuitpistool/de kraan
stevig tegen de zijkant van een geaarde metalen bak
houden en dan pas de trekker van het pistool/de kraan
indrukken.
X
W
Afb. 1
Z
Y
307044
5