7
Inbedrijfstelling
7.4
Hydraulische slangen vastkoppelen
De bovenstang zodanig aan de koppeldriehoek resp. aan het bovenste aankoppelpunt van de
machine aanbrengen dat de machine in opgeheven toestand indien mogelijk parallel tot de
bodem is uitgelijnd.
ü De machine is aan de trekker gemonteerd.
De machine via het voorste hydraulische systeem opheffen,
De machine stoppen en beveiligen,
Controleer de parallelliteit van de machine tot de bodem.
Æ Als de machine in opgeheven toestand parallel tot de bodem is gericht, met het
vastkoppelen doorgaan.
Æ Wanneer de parallelliteit te veel afwijkt:
De machine op de bodem neerlaten,
De machine stoppen en beveiligen,
De bovenstang in het gatenpatroon op de koppeldriehoek verplaatsen.
De machine via het voorste hydraulische systeem opheffen,
Controleer de parallelliteit van de machine tot de bodem.
Het proces herhalen tot de machine parallel tot de bodem opheft.
7.4
Hydraulische slangen vastkoppelen
KMG000-076
Om de hydraulische slang correct vast te koppelen, moet de hydraulische slang (1) met een
cijfer of letter worden gekenmerkt.
Hydraulische slangen voor de aansluiting aan een enkelwerkend besturingsapparaat zijn met
een cijfer en het plusteken gekenmerkt, bijv. (1+).
Op de trekker moet een besturingsapparaat worden gebruikt, dat in de neutrale stand tegen
ongewenst neerlaten vergrendeld kan worden.
Voor het omhoog en omlaag bewegen van het maaiwerk moeten op de trekker
besturingsapparaten worden gebruikt die in de neutrale stand tegen ongewenste bediening
kunnen worden vergrendeld.
De trekkerhydrauliek drukloos schakelen.
De machine stoppen en beveiligen,
De verbindingen van de snelkoppelingen reinigen en drogen.
44
zie
pagina 25.
zie
pagina 51.
zie
pagina 25.
zie
pagina 25.
Originele handleiding 150000844_01_nl
zie
pagina 52.
zie
pagina 52.
EasyCut F 320 M