7.4
Gas- en wateraansluitingen
De aansluitingen voor gas en water zijn in de fabriek aan
de rechterzijde van het toestel gemonteerd. Indien
gewenst kunnen deze worden verplaatst naar de linker-
zijde.
Vul- en aftapkraan voor de verwarmingsinstallatie
B Voor het vullen en aftappen van de installatie moet
door de installateur op het diepste punt een vul- en
aftapkraan aangebracht worden.
Doorstroming van het voorraadsysteem begrenzen
Voor een optimaal gebruik van de capaciteit
van het voorraadsysteem en ter voorkoming
van een vroegtijdige vermenging moet de
doorstroomhoeveelheid
doorstroomhoeveelheidsbegrenzer worden
begrensd.
1) Zie technische gegevens voorraadsysteem,
Meegeleverde aansluitnippels monteren
B Monteer de aansluitnippels voor verwarmingsaan-
voer, verwarmingsretour, koud water, warm water en
gas. Let daarbij op het juiste afdichtvlak (vlak dich-
tend).
6 720 612 926-07.1O
Afb. 27
1)
extern met een
pagina 16
Ø 15 mm
Ø 22 mm
Ø 22 mm
Ø 15 mm
Condenswaterslang en slang van veiligheidsventiel
Waarschuwing:
B Sluit het veiligheidsventiel in geen geval.
B Installeer de afvoer van het veiligheids-
ventiel naar beneden verlopend.
B Installeer slangen alleen naar beneden verlopend.
Afb. 28
B Tap het gevormde condensaat af via een trechtersifon
(hoort bij toebehoren nr. 885).
B De condenswaterleiding moet uit corrosievaste mate-
rialen bestaan B.v. PVC.
Installatie | 25
6 720 612 926 (2007/10)