42
10 Stoomaansluiting
Inlaatleidingen die zijn aangesloten op de machine, moeten zijn uitgerust met een handbediende afsluitklep om in-
stallatie en onderhoud te vergemakkelijken. De aansluitslang moet van het type ISO/1307- 1983 of gelijkwaardig zijn.
Maat van de aansluiting op het filter: DN 15 (BSP 1/2").
Demonteer het bovenpaneel (A). Demonteer de behuizing (B).
Bevestig de nippel op de stoomklep. Bevestig de stoomklep op de machine. Bevestig nippel, zeef en bochtpijp. Let
op de richting van de zeef. Bevestig stoomslang op de bochtpijp. Controleer of er geen scherpe hoeken of buigingen
in de aangesloten stoomslang zitten.
Bevestig de slang met de draden tussen stoomklep en machine. Sluit de draden aan op de stoomklep. Sluit de aard-
ingskabel aan op de aardaansluiting van de terminal. Sluit het koppelstuk van de "HEAT"-kabel aan op de "HEAT"-
aansluiting op de I/O printkaart.
"HEAT"
Vereiste stoomdruk:
• minimum: 50 kPa (0.5 kp/cm
• maximum: 800 kPa (8 kp/cm
• geadviseerd: 600 kPa (6 kp/cm
Let op:
Een machine met stoomverwarming mag uitsluitend schone stoom gebruiken.
Installatiehandleiding
B
2
)
2
)
2
)
A
fig.6600
fig.5862C
fig.6604B