BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM
vloeistof in de koperen vertrekbuis (16),
die verbonden is met de aansluiting die
zich helemaal onderaan de panelen (17)
bevindt.
De zonnebuizen (10) die geïntegreerd
zijn in de boiler omvatten eveneens vul-
en afl aatkranen (12) en (14) evenals de
veiligheidsgroep (11).
In het zonnecircuit zit een mengeling van
zonnevloeistof en lucht. De zonnevloeistof
bestaat uit een bereiding op basis van een
mengeling van water en glycol en bevat
eveneens inhibitoren. De hoeveelheid
zonnevloeistof die toegevoegd wordt,
moet berekend worden zodat enkel de
zonnewisselaar (8) de zonnevloeistof zou
bevatten wanneer de installatie uitstaat.
De panelen (17) en de leidingen van de
zonne-installatie (1) en (16) bevatten op
dat moment enkel lucht.
Het is niet noodzakelijk een expansievat
te integreren in het zonnecircuit aangezien
het zonnecircuit niet volledig gevuld is
met de zonnevloeistof. Het circuit moet
eerder voldoende lucht bevatten om de
expansie van het volume aan verwarmde
zonnevloeistof te compenseren. De lucht
in het circuit is dus functioneel belangrijk.
Er wordt geen afvoerleiding op de
installatie gemonteerd aangezien de lucht
in de installatie moet blijven.
Werking van de zonne-installatie
Wanneer het temperatuurverschil tussen
de paneelvoeler (18) en de onderste
voeler van de boiler (9) groter is dan
een bepaalde limietwaarde, worden de
pompen (13) en (15) in werking gesteld.
Ze duwen de zonnevloeistof van de
thermische zonnewisselaar (8) door de
vertrekleiding van de koperen zonnebuis
(16), door de panelen (17) en door de
retour van de koperen zonnebuis (1) om
- 10 -
de vloeistof in de zonnewisselaar van de
boiler te injecteren.
De lucht die tot dan in de panelen (17)
zat, wordt uit de panelen geduwd en
door de retourleiding van de koperen
zonnebuis (1) in de zonnewisselaar
(8) gestuurd. De meeste lucht wordt
vervolgens opgevangen in de bovenste
windingen van de verwarmingsspiraal
van de thermische zonnewisselaar. De
zonnevloeistof wordt in het resterende
deel van de zonnewisselaar gehouden,
aangezien de inhoud van de panelen
(17) en de koperen zonneleidingen (1) en
(16) kleiner is in volume dan dat van de
zonnewisselaar (8) in de boiler.
Zodra de panelen (17) en de koperen
zonnebuizen (1) en (16) gevuld zijn met
zonnevloeistof, vermindert het toerental
van de pompen, aangezien de opgaande
en neergaande vloeistofkolommen
elkaar compenseren door de heel kleine
diameter van de koperen zonnebuizen. De
pompen moeten bijgevolg enkel nog het
drukverlies van de hydraulische installatie
overwinnen.
Als het temperatuurverschil tussen
de paneelvoeler (18) en de onderste
boilervoeler (9), gedurende een bepaalde
dienstperiode, kleiner is dan een bepaalde
temperatuur op basis van de opgeslagen
parameters, stopt de regeling (3) de
pompen. De zonnevloeistof gaat dan
terug naar de thermische zonnewisselaar
(8) via de vertrekleiding van de zonne-
installatie (16) en de pompen. De
lucht die daarvoor in het bovenste
deel van de zonnewisselaar zat, wordt
tegelijkertijd opnieuw geïnjecteerd door de
retourleiding van de koperen zonnebuis
(1), door de panelen (17) en door de
vertrekleiding (16).
0020098204_01 - 02/10 - Bulex