5 Voor de installatie
Afb.13 Ruimte voor ventilatie
6 4
≥ 4
(1)
≥ 100
5.3
Aansluitschema's
Afb.14 Aansluiten vloerverwarming
2
6
3
24
5
3 6
8
5
≥ 2
5 0
5 5
4
≥ 2
5 0
AD-0000264-01
1
4
5
AD-0000158-01
5.2.3 Ventilatie
(1) Afstand tussen de voorkant van de ketel en de binnenwand van de
kast.
Wordt de ketel in een gesloten kast geïnstalleerd, dan moeten de aange
geven minimum maten in acht worden genomen. Zorg tevens voor openin
gen om de volgende risico's te voorkomen:
Gasophoping
Verwarming van de kast
Minimale doorsnede van de openingen: S1 + S2 = 150 cm
5.3.1 Aansluiten vloerverwarming
1 Ketel
2 Afsluitkraan
3 Inregelkraan
4 Vul-/aftapkraan
5 Vloerverwarming
6 Radiatorverwarming
De ketel kan direct op een vloerverwarmingsinstallatie worden aangeslo
ten. Pas indien nodig de instellingen van de ketel aan bij aansluiting op de
LTV-installatie.
Bij toepassing van kunststof leidingen (bijvoorbeeld bij vloerverwarming)
moet de toegepaste kunststof buis zuurstofdiffusiedicht zijn volgens DIN
4726/4729. In installaties waar de toegepaste kunststof buis niet voldoet
aan deze normen, wordt geadviseerd het ketelcircuit hydraulisch te schei
den van de CV-installatie door een (platen-) wisselaar.
2
7601052 - v.11 - 29062015