REMKO Serie TK
Apparaat / Vochtigheid instel-
len
Het ontvochtigingsvermogen is
geheel afhankelijk van de ruimte-
lijke omstandigheden, de ruimte-
temperatuur, de relatieve lucht-
vochtigheid en het navolgen van
de aanwijzingen in het hoofdstuk
"Opstelling".
AANWIJZING
Het maximaal mogelijke ont-
vochtigingsvermogen wordt al-
leen bij een volledig geopende
luchtgeleidingsklep bereikt.
Hoe hoger de ruimtetemperatuur en
de relatieve luchtvochtigheid, des te
groter is het ontvochtigingsvermogen.
Voor het gebruik in woonruimtes
is een luchtvochtigheid van ca.
45 tot 60% voldoende, terwijl in
magazijnen, archieven, etc. de
luchtvochtigheid echter niet hoger
mag zijn dan 40 tot 45 %.
De ingestelde instelwaarde kan aan de
hand van de statuslampjes "AUTO"
en "MAX" worden afgelezen.
In het automatisch bedrijf
("AUTO") werkt het apparaat
volautomatisch en schakelt na het
bereiken van de instelde instel-
waarde automatisch uit.
In het continubedrijf ("MAX")
werkt het apparaat zonder onder-
breking en zorgt voor een maxi-
male ontvochtiging.
Door het indrukken van de SET-
toets wordt de instelwaarde gewij-
zigd. De LED-aanduiding wijzigt
van rechts naar links.
MAX.
AUTO
SET
16
Uitblaasrichting instellen
De ontvochtigde omgevingslucht bin-
nen wordt aan de bovenzijde van het
apparaat uitgeblazen. De zwenkbare
luchtgeleidingsklep [S] dient voor het
verstellen van de uitblaasrichting.
D
Voor het openen van de lucht-
geleidingsklep op het achterste
oppervlak [D] drukken.
De voorzijde klapt naar boven, de
luchtrichting kan traploos worden
ingesteld.
De volgende aanwijzingen moeten
eveneens in acht worden genomen:
Mogelijk door het volledig
■
openen van de luchtgeleidings-
klep een naar boven gerichte
luchtstroom creëren
Een ongehinderde luchtafvoer
■
garanderen
Alleen zo is een optimaal be-
drijf van het apparaat gegaran-
deerd!
Er moet op worden gelet dat
■
kwetsbare voorwerpen, zoals
bijv. kamerplanten, niet direct
door de uittredende lucht-
rF
stroom worden getroffen
Automatische ontdooiing
Het vocht dat zich in de omge-
vingslucht binnen bevindt, con-
denseert bij afkoeling en bedekt,
afhankelijk van de luchttempera-
tuur en de relatieve luchtvochtig-
heid (% RV), de verdamperlamel-
S
len met rijp resp. ijs.
De in het apparaat ingebouwde
automatische ontdooiing schakelt,
indien nodig, de condensatiecyclus in.
De rijp- resp. ijsafzetting op de
vlakken van de wisselaar wordt
indien noodzakelijk door middel
van heet gas ontdooid.
Deze bijzonder snelle en effectieve
ontdooiingsmethode garandeert
een hoog ontvochtigingsvermogen.
Tijdens de ontdooiingsfase wordt
de ontvochtiging slechts korte tijd
onderbroken.
Het controlelampje "Dooibedrijf"
geeft aan dat de condensatiecyclus
is ingeschakeld.
AANWIJZING
Bij een voldoende hoge ruim-
tetemperatuur wordt het la-
mellenoppervlak niet zo koud,
dat er rijpvorming ontstaat en
dus ontdooien vereist is.
Zo functioneert de luchtont-
vochtiger bijzonder econo-
misch.
AANWIJZING
De ingebouwde hygrostaat is
geen geijkt meetinstrument
en bevindt zich binnenin het
apparaat.
De gemiddelde luchtvochtig-
heid in de opstellingsruimte
kan onder bepaalde omstan-
digheden afwijken van de
instelwaarde.