•
Til garagedeuraandrijving achteraan op.
•
Schuif de plafondhouder (1) naar de juiste positie. Deze moet
binnen bereik (B) liggen.
B = 0 tot 600 mm
Gebruik een stevige en stabiele ladder!
•
Richt de garagedeuraandrijving horizontaal naar HM uit.
Markeer de openingen. Boor twee gaten (Ø 10 x 65 mm diep).
Voorzichtig! Houd rekening met de dikte van het plafond!
•
Plaats de pluggen (1). Druk er twee schroeven (2) met
sluitringen (3) in. Draai de schroeven stevig aan.
•
Plaats de C-rail op de juiste hoogte (4). Verplaats daarvoor
zonodig de schroeven (5). Draai de schroeven (5) vast.
•
Monteer de duwstang (1):
Plaats het asje (2) en schuif de klemborging (3) erop.
•
Trek één keer aan de noodontgrendeling (N).
De loopwagen (1) is nu ontgrendelt.
Stand: Januar 1999
•
Schuif de loopwagen (1) met de duwstang (2) helemaal naar
voren (3). Maak daarvoor zonodig de schakelschuif (4) los.
•
Richt de deurbevestiging (5) uit op het midden van de deur en
markeer 5 boorgaten. Boor 5 gaten (Ø 5 mm).
Gebruik schroeven die geschikt zijn voor het deurmateriaal.
Draag tijdens het boren een veiligheidsbril!
•
5 zeskantschroeven (6) erin zetten en stevig aandraaien.
•
Maak de schakelschuif (4) los en schuif deze helemaal tegen
de loopwagen (7).
•
Draai de schroef van de schakelschuif (4) vast.
•
Maak de achterste schakelschuif (1) los en schuif deze
helemaal naar achteren tot aan de aanslag (2). Open de deur (3)
met de hand.
Kort zonodig de plafondophanging (4) in.
•
Schuif de schakelschuif (1) helemaal tegen de loopwagen (5)
tot aan de aanslag (6). Draai de schroef aan de schakelschuif
vast.
Montage van de loopdeurbeveiliging en
noodontgrendelslot
•
In de garagedeur zit een loopdeur, maar geen
loopdeurbeveiliging monteer de loopdeurbeveiliging (zie
instructies accessoires).
•
In de garagedeur zit geen loopdeur en de garage beschikt niet
over een tweede ingang - monteer noodontgrendelslot of
bowdenkabel om de deur van buitenaf te ontgrendelen (zie
instructies accessoires).
7