Inhoudsopgave
Advertenties
4.2.2
BEDIENING
DE MOTOR VOOR HET GEBRUIK ALTIJD EERST WARM LATEN DRAAIEN.
ALLE MODELLEN
1)
Alle rode noodstopknoppen moet uitgetrokken zijn.
2)
Draai de sleutelschakelaar op het grondstation naar Ground geheel tegen de klok in).
3)
Ga naar stap 8 voor Accu-aandrijving.
4)
Ga naar stap 5 voor Diesel-aandrijving.
MODELLEN MET DIESELMOTOR OF DUBBELE AANDRIJVING
5)
De functiekeuze in de kooi moet naar Engine (geheel met de klok mee) worden gedraaid. Voor
starten van een koude motor, zie stap 6), of voor een warme motor, zie stap 7).
6)
KOUDE MOTOR: draai de hoofdcontactsleutel (onder de middelste kap) naar Glow (tegen de
klok in). Hierdoor wordt de voorverwarming ingeschakeld. 3-5 seconden vasthouden en
vervolgens de sleutel naar Start draaien (geheel met de klok mee) om de motor te starten.
7)
WARME MOTOR: draai de hoofdcontactsleutel onder de middelste kap) naar Start (met de klok
mee) om de motor te starten.
NB – tenzij de dieselmotor draait zal de HR15N of HR17N automatisch terugkeren naar de primaire
krachtbron (gewoonlijk de accu).
ALLE MODELLEN
8)
De groene krachtschakelaar op de grondbedieningskast indrukken en vasthouden.
9)
Selecteer een functie en gebruik de relevante wipschakelaars in overeenstemming met de
bedienings- en veiligheidshandleiding van de fabrikant.
10)
Om de bediening terug te stellen naar het platform draait u de bedieningssleutel op de grond
terug naar Platform (geheel met de klok mee).
11)
Wanneer de machine niet wordt gebruikt moet deze in de ruststand worden gezet. De
sleutelschakelaar op het grondstation in de middenstand Off (uit) zetten, de sleutel verwijderen
en de wielen blokkeren.
NB – tenzij de dieselmotor draait zal de HR15N of HR17N automatisch terugkeren naar de primaire
krachtbron (gewoonlijk de accu).
NOODPROCEDURES
1)
Druk op de rode noodstopknop om alle functies uit te schakelen.
2)
Gebruik de kleppen voor noodafdaling die zich onder het grondbedieningspaneel op de
bovenbouw bevinden. Deze moeten ingedrukt of uitgetrokken worden, afhankelijk van de vereiste
richting. Zie de sticker in het paneel voor de relevante bedieningsfuncties.
3)
Na indrukken of uittrekken van de relevante afdalingsklep bedient u de handpomp die zich in
hetzelfde paneel bevindt.
4)
Als de handpomp vastloopt moet gecontroleerd worden of de Giek- kraan op de regelklep van
de aandrijving geopend is (zie hoofdstuk 5.3)
Dutch – 02/08
Height Rider/Serie SP
Bedienings- en veiligheidsinstructies
21
Advertenties
Inhoudsopgave
