Height Rider/SP Series
Bedienings- en veiligheidsinstructies
2.1.19
Wanneer ander rijdend materieel en voertuigen aanwezig zijn, moeten speciale voorzieningen worden
getroffen om te voldoen aan de plaatselijke voorschriften en veiligheidsnormen die gelden op de
werkplek. Er moeten waarschuwingen worden gebruikt zoals (maar niet beperkt tot) vlaggen, met
touwen afgezette gedeelten, knipperlichten en hekken.
2.1.20
Voor en tijdens het rijden met het platform omhoog dient de gebruiker duidelijk zicht te hebben op de
gevolgde route en een veilige afstand te bewaren van obstakels, randen, gaten, inzinkingen,
hoogteverschillen en andere gevaren, om veilig rijden met het platform omhoog te verzekeren. Bewaar
altijd een veilige afstand van obstructies boven het hoofd.
2.1.21
De gebruiker dient in alle omstandigheden de rijsnelheid aan te passen aan de bodemgesteldheid,
eventuele opstoppingen, de zichtbaarheid, helling, locatie van personeel en andere factoren die het
risico van een aanrijding of letsel van het personeel vergroten.
2.1.22
Er mag niet met de hoogwerker worden gereden op hellingen, zijtaluds of over hoogteverschillen die
groter zijn dan door fabrikant als toelaatbaar zijn aangegeven.
2.1.23
De gebruiker is ervoor verantwoordelijk om te bepalen wat de gevarenclassificatie is voor een bepaalde
omgeving of locatie. Hoogwerkers die gebruikt worden op gevaarlijke plaatsen moeten goedgekeurd
worden en geschikt zijn voor de taak. (zie ANSI/NFPA 505-1987 indien van toepassing).
2.1.24
De bediener dient zijn supervisor onmiddellijk op de hoogte te stellen van potentieel gevaarlijke locaties
(omgevingen) wanneer dit tijdens het gebruik duidelijk wordt.
2.1.25
Wanneer een bediener een vermoedelijk defect op de Niftylift, of een gevaarlijke of potentieel onveilige
omstandigheid in verband met het vermogen, het bedoelde gebruik of de veilige werking van de
machine constateert, moet het gebruik van de Niftylift worden gestaakt en dient hij het management, de
eigenaar of de fabrikant om verdere instructies i.v.m. veilig gebruik te vragen, voordat het gebruik van
de Niftylift wordt voortgezet.
2.1.26
De bediener dient problemen of defecten in verband met de Niftylift, zodra deze tijdens het gebruik
geconstateerd worden, onmiddellijk aan zijn chef te rapporteren. Alle problemen of defecten die de
veilige werking nadelig beïnvloeden, moeten gerepareerd worden, voordat het gebruik wordt hervat.
2.1.27
De giek en het platform van de Niftylift mogen niet gebruikt worden om de wielen van de grond te
vijzelen.
2.1.28
De Niftylift mag niet gebruikt worden als een kraan.
2.1.29
De Niftylift mag niet tegen een ander object worden geplaatst om het platform te stabiliseren.
2.1.30
Er moet worden voorkomen dat touwen, stroomkabels en slangen in de hoogwerker verstrikt raken.
2.1.31
Accu's moeten opgeladen worden in een goed geventileerde ruimte, die vrij is van vuur, vonken of
andere gevaren die een explosie kunnen veroorzaken. Tijdens het opladen komt zeer explosief
waterstofgas vrij.
8
Dutch – 02/08