Het bedieningspaneel van de printer gebruiken om de fax in te stellen.
Als de printer voor het eerst wordt ingeschakeld of als de printer gedurende lange tijd uitgeschakeld is geweest,
wordt er een reeks opstartmenu's weergegeven. Als de printer over een faxfunctie beschikt zullen de volgende
schermen worden weergegeven:
Stationnaam
Stationnummer
Opmerking: de Stationnaam en het Stationnummer moeten worden ingesteld voordat ere en fax kan worden
verstuurd vanaf de printer.
1
Als Stationnnaam wordt weergegeven, voert u de naam in die u op alle uitgaande faxen wilt afdrukken.
a
Druk op de knop op het numerieke toetsenblok die overeenkomt met het nummer of de letter die u nodig
heeft. De eerste keer dat u op de knop drukt, verschijnt het nummer van die knop. Wanneer u nog een keer
op de knop drukt verschijnt een van de letters die bij die knop hoort.
b
Druk op de pijl naar rechts om naar de volgende spatie te gaan of wacht een paar seconden tot de cursor
naar de volgende spatie gaat.
2
Druk op
nadat u de stationnaam heeft ingevoerd.
De display gaat verder naar Stationnummer.
3
Als Stationnummer wordt weergegeven, voert u het faxnummer van de printer in.
a
Druk op de toets op het numerieke toetsenblok die correspondeert met het gewenste nummer.
b
Druk op de pijl naar rechts om naar de volgende spatie te gaan of wacht een paar seconden tot de cursor
naar de volgende spatie gaat.
4
Druk op
nadat u het stationsnummer heeft ingevoerd.
De Embedded Web Server gebruiken voor het instellen van de fax
1
Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Opmerking: als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en zoekt
u het adres in het TCP/IP-gedeelte.
2
Klik op Instellingen.
3
Klik op Faxinstellingen.
4
Klik op Analoge faxinstellingen.
5
Klik in het vak Stationsnaam en voer vervolgens de naam in die u op alle uitgaande faxen wilt afdrukken.
6
Klik in het vak Stationsnummer en geef het faxnummer op.
7
Klik op Indienen.
Een faxverbinding kiezen
U kunt de printer aansluiten op apparatuur zoals een telefoon, een antwoordapparaat of een computermodem.
Gebruik de volgende tabel om te bepalen op welke manier u de printer het beste kunt instellen.
Faxen
86