Koplamp controleren resp. instellen
Wettelijke voorschriften
9.1
Wettelijke voorschriften
Voertuigtype
1
Motorvoertuigen met
koplampgoedkeuring overeenk. EG/ECE
3
2
Andere motorvoertuigen met afstand
van het midden van de koplamp tot aan
de opstelplaats (bodem) (H) ≤140 cm
a) Personenauto's en stationwagens
b) Motorvoertuigen met
niveaugeregelde vering of
automatische hellingcompensatie van
de lichtbundel
c) Meerassige trekkers en
arbeidsmachines
d) Eensporige motorvoertuigen en
meersporige motorvoertuigen met 1
koplamp
e) Vrachtwagens met laadvloer vooraan
f) Vrachtwagens met
laadvloer achteraan
g) Trekkers van
opleggercombinaties
h) Autobussen
3
Andere motorvoertuigen met afstand
van het midden van de koplamp tot aan
de opstelplaats (H) >140 cm (met
inachtneming van de tabel in bijlage 3).
Geldt ook voor motorvoertuigen ≤40
km/h
4
Eenassige trekkers en arbeidsmachines 2xN**
20
Koplamp-instelmaat "e"
Motorvoertuigen overeenk.
nr. 1 en 2 — [%]
nr. 3 en 4 — [cm]
Koplamp voor
dimlicht en
groot licht
Op voertuig
vermelde
instelmaat
3
1,2
1,0
M.u.v.
3,0
motorvoertui-
gen vlgns. nr.
2c
H/3*
Toleranties
Motorvoertuigen overeenk.
nr. 1 en 2 — [%]
nr. 3 en 4 — [cm]
Toegestane afwijking van de
koplamp-instelmaat
Na-
Mistlicht vóór
ar
bo-
ven
Op voertuig
Toleranties zoals bij nr. 2
vermelde
2
instelmaat ²
2,0
0,2
2,0
0,5
4,0
1,0
H/3+7*
10
20
SEG IV
Naar
Naar
Naar
bene-
links
rechts
den
0,8
0,5***
0,5
0,5
5
5***