Opnieuw afstellen, ontluchten,
verwarmingssysteem
De eerste tijd komt er lucht vrij uit het warme water en
het kan nodig zijn om het systeem te ontluchten. Indien
er borrelende geluiden bij de warmtepomp of het afgif-
tesysteem worden waargenomen, is het nodig om het
hele systeem nogmaals te ontluchten. Controleer de
druk in het drukexpansievat (CM1) met de drukmeter
(BP5). Als de druk zakt, dient het systeem te worden
bijgevuld.
Bijstellen, ontluchten, bronsysteem
Niveaureservoir
Controleer het vloeistofniveau in het niveau-
reservoir (CM2). Indien het vloeistofniveau
is gezakt, vult u het systeem bij.
Sluit de klep onder het reservoir.
1.
Ontkoppel de aansluiting bovenop het
2.
reservoir.
3.
Vul bronvloeistof bij tot het reservoir
ongeveer 2/3 vol is.
Sluit de connector opnieuw aan boven-
4.
op het reservoir.
Open de klep onder het reservoir.
5.
Indien de druk in het systeem moet worden verhoogd,
gebeurt dat door de klep op de uitgaande hoofdleiding
te sluiten wanneer de bronpomp (GP2) in bedrijf is en
het niveaureservoir (CM2) open staat, zodat vloeistof
uit het reservoir wordt gezogen.
Expansievat
Indien er een expansievat (CM3) wordt
gebruikt in plaats van een niveaureservoir,
wordt het drukniveau gecontroleerd met
de drukmeter (BP6). Als de druk zakt, dient
het systeem te worden bijgevuld.
De koelcurve/stooklijn
instellen
In de menu's
Curve, verwarming
zijn de verwarmings- en koelingscurves voor uw huis te
zien. De curves zijn bedoeld om ongeacht de buitentem-
peratuur voor een gelijkmatige binnentemperatuur te
zorgen en dus voor een energiezuinige werking. Aan de
hand van deze curves bepaalt de F1155PC de tempera-
tuur van het water naar het verwarmingssysteem (de
aanvoertemperatuur) en dus de binnentemperatuur.
HELLING VAN DE STOOKLIJN
De helling van verwarmings-/koelcurves bepaalt hoeveel
graden de aanvoertemperatuur moet worden ver-
hoogd/verlaagd als de buitentemperatuur daalt/stijgt.
32
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
Hoe steiler de helling, hoe hoger de aanvoertemperatuur
voor de verwarming of hoe lager de aanvoertemperatuur
voor de koeling bij een bepaalde buitentemperatuur.
De optimale helling hangt af van de klimaatomstandig-
heden van uw locatie, of de woning over radiatoren of
2/3
vloerverwarming beschikt en hoe goed de woning is
geïsoleerd.
De verwarmings-/koelcurves worden ingesteld tijdens
de installatie van het verwarmings-/koelsysteem, maar
moeten misschien later worden bijgesteld. Daarna
hoeven de curves niet meer te worden bijgesteld.
VERSCHUIVING STOOKLIJN
Een verschuiving van de curve betekent dat de aanvoer-
temperatuur evenveel verandert voor alle buitentempe-
raturen. Een verschuiving van de curve van +2 stappen
bijv. verhoogt de aanvoertemperatuur met 5 °C bij alle
buitentemperaturen. Een corresponderende wijziging
in de koelcurve resulteert in een verlaging van de aan-
voertemperatuur.
en
Curve, koeling
AANVOERTEMPERATUUR – MAXIMUM- EN
MINIMUMWAARDEN
Aangezien de aanvoertemperatuur niet hoger kan zijn
dan de ingestelde max. waarde of lager dan de ingestel-
de min. waarde, vlakken de lijnen af bij deze temperatu-
ren.
Framledningstempereratur
Aanvoertemperatuur
(°C)
80
70
Steilere helling stooklijn
60
50
40
30
20
0
10
0
-10
1/3
Aanvoertemperatuur
Framledningstempereratur
(°C)
80
70
Verschuiving stooklijn
60
50
40
30
20
0
10
0
-10
-20
-30
-40
Buitentemperatuur
Utetemperatur
(°C)
2/3
Gamla bilder, med säkerhetsvent
-20
-30
-40
Buitentemperatuur
Utetemperatur
(°C)
NIBE F1155PC