1. INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1.1
Algemeen
De installatie van de boiler dient te geschieden overeenkomstig de NEN 1078, GAVO laatste
versie en eventueel plaatselijk geldende voorschriften alsmede volgens bijgaande
installatievoorschriften, door een erkend installatiebedrijf.
1.2
De opstelling van de boiler
Plaats de boiler op een vlakke vloer in een vorstvrije ruimte. In de opstellingsruimte moeten
minimaal de volgende afstanden tot een wand, deur of luik in acht worden genomen:
- 50 mm rondom het toestel
- 500 mm aan de linkerzijde (i.v.m. service)
- 750 mm aan de voorzijde (i.v.m. service).
Plaats de boiler in een ruimte waar, in geval van lekkage aan de tank of aan de aansluitingen,
geen waterschade kan ontstaan aan de directe omgeving of aan lager gelegen verdiepingen.
Indien dit niet mogelijk is, dient de boiler in een veiligheids-opvangbak met afvoermogelijkheid
geplaatst te worden.
1.3
Wateraansluitingen
De koudwater- en warmwaterleiding worden aan de voorzijde van het toestel aangesloten (koud
onder, warm boven).
Het verdient aanbeveling voor het aansluiten van de
wateraansluitnippels driedelige koppelingen toe te
passen. Wanneer men aan de watertoevoer- en
afvoernippels van de boiler soldeert, beschadigt
men
de
kunststof
boileraansluitnippels, hetgeen spoedige lekkage aan
deze aansluitingen ten gevolge zou kunnen hebben.
Indien een circulatieleiding wordt toegepast dient
deze volgens figuur 1 te worden aangesloten. Het is
aan te raden de circulatieleiding te isoleren, dit
voorkomt onnodige energieverspilling.
1.4
Druk- en temperatuurbeveiliging van het water
Een
nieuwe,
deugdelijke
koudwatertoevoerleiding naar de boiler. Het overstortventiel van deze combinatie zorgt ervoor,
dat de hoogst toelaatbare waterdruk van 8 bar niet wordt overschreden.
bekleding
van
inlaatcombinatie
2
de
dient
te
worden
figuur 1
gemonteerd
in
de