39
Afb. 5-11 Toetsenbordvenster
U kunt uw parameterinstelling opslaan als indicatie of onder de naam van een
patiënt.
•
Om de parameters als indicatie op te slaan, plaatst u een * vóór de naam van de
indicatie of laat u het op zijn plaats staan (*indicatienaam).
De opgeslagen en geselecteerde of geladen indicatie wordt in de statusbalk
weergegeven. Als een parameter vervolgens wordt gewijzigd, verschijnt dit
display
•
Als u de parameters van een bepaalde patiënt (patiëntrecord), wilt opslaan, sla
deze dan rechtstreeks onder de naam van de patiënt op (voornaam, achternaam).
De voor een patiëntnaam opgeslagen configuratie wordt ook in de statusbalk
weergegeven. De weergave van de patiëntnamen verdwijnt niet wanneer de
parameters worden gewijzigd. Alle parameterwijzigingen worden opgeno-
men in een tabel.
De patiëntrecord wordt gesloten wanneer:
–
een nieuw patiëntrecord wordt opgeroepen (geladen),
–
een indicatie wordt geladen,
–
een parameter wordt gereset (huidige waarde),
–
het apparaat wordt uitgeschakeld.
•
Bevestig elk van uw invoergegevens door de knop OK aan te raken.
•
Verwijder een opgeslagen configuratie die niet meer nodig is met de knop V
. 5-10 S
(A
FB
UBMENU
WIJDEREN
Er kunnen maximaal 1000 behandelingen worden opgeslagen.
C
/3).
ONFIGURATIE OPSLAAN
-
ER
13 610 0016 11.2022