Met deze functie kunt u ingangen overbruggen en
deze isoleren van het beveiligingssysteem. Dit doet
u bijvoorbeeld wanneer een ingang defect is. Door
een ingang te overbruggen voorkomt u dat deze
een alarm genereert, totdat de defecte ingang is
gerepareerd.
Er kunnen ook gevallen optreden waarin u een
veilige ingang wilt overbruggen. Bijvoorbeeld
wanneer u een raam open wilt laten staan terwijl
het systeem is ingeschakeld. Door de ingang van
dit raam te overbruggen, wordt er geen alarm
gegenereerd wanneer het systeem wordt
ingeschakeld.
12 ATS Gebruikershandleiding
I I I I I
NGANGEN
NGANGEN OVERBRUGGEN
NGANGEN
OVERBRUGGEN
OVERBRUGGEN
OVERBRUGGEN
NGANGEN
NGANGEN
OVERBRUGGEN
Begin met de coderegel op de onderste regel
van het display.
Druk op MENU*
Voer uw PIN-code in
Druk op ENTER
(Zie pagina 6 voor meer informatie over het oproepen van
menu-opties)
Voer 10 in en druk op ENTER.
Wat er vervolgens gebeurt, hangt af van de
aanwezigheid van overbrugde ingangen:
Alle ingangen zijn veilig - u kunt veilige ingangen
overbruggen als u de ingangsnummers weet.
Voer het ingangsnummer in en druk op ENTER om
de ingang te overbruggen, of druk op CLEAR om de
programmeermodus te verlaten.
Verstoorde ingangen - minstens één ingang is
verstoord. Deze kunnen op een van de volgende
twee manieren worden weergegeven:
- een voor een, of
- als een lijst van nummers
Wanneer de ingangen een voor een worden
weergegeven, kunt u van de ene naar de andere
ingang bladeren met de toets NEXT.
Afhankelijk van de status van de ingangen
kunt u:
• Verstoorde ingangen overbruggen
Voer het Ingangsnummer in en druk vervolgens op
ENTER.
Wanneer u klaar bent, drukt u op ENTER en CLEAR
om de programmeermodus te verlaten.
• Veilige ingangen overbruggen
Voer het Ingangsnummer in en druk vervolgens op
ENTER.
Wanneer u klaar bent, drukt u op ENTER en CLEAR
om de programmeermodus te verlaten of drukt u op
0.
• Exit - hiermee kunt u de programmeermodus
verlaten.
Druk op CLEAR.