P.6
Push Pull pistool, instelling motorkoppel
Deze instelling regelt het motorkoppel van de motor bij
gebruik van een push-pull pistool. De
draadaanvoerkoffer wordt in de fabriek ingesteld zonder
voorinstelling (maximaal). Bij gebruik van een Push Pull
laspistool kan het koppel worden teruggebracht om de
kracht van de draadaanvoermotor te beperken en het
teveel aanvoeren van lasdraad te voorkomen. Een te
laag koppel kan draadaanvoerproblemen tijdens het
lassen opleveren waardoor de lasdraad in de tip vast
kan branden. Standaardwaarde voor deze instelling is
75, Bereik van 5 - 100.
Gebruik de VOLTS / TRIM knop om het koppel in te
stellen. Verhogen van de factor verhoogt het motor
koppel en het verminderen van de factor verlaagt
het motorkoppel. Verhoog het koppel niet onnodig.
Een te hoog of te laag koppel kan
draadaanvoerproblemen geven kan de draad terug
branden in de contacttip.
Druk op de rechterknop om de instelling op te slaan.
P.7
Push Pull pistool aanpassing Offset
draadmotor
De PushPull offset kalibratie past de draad
doorvoersnelheid aan op de pull-motor. De procedure
mag alleen worden uitgevoerd wanneer alle andere
mogelijke correcties niet het gewenste effect op de
push-pull geeft. Een rpm meter is nodig voor het
uitvoeren van de motorkalibratie. Uitvoeren van de
kalibratieprocedure:
Plaats de aandrukrollen op de beide
draadaanvoereenheden.
Stel de draaddoorvoersnelheid in op 200
omwentelingen per minuut.
Verwijder de draad uit het systeem.
Houd het toerentalmeter op de draadmotor van het
laspistool.
Druk de pistoolschakelaar in.
Het toerental moet tussen de 115 en 125 Rpm
liggen. Verander indien nodig de kalibratie-instelling
om de pull motor te vertragen, of verhoog de
kalibratie-instelling om de motor te versnellen. Het
kalibratiebereik is -30 tot 30, met 0 als de standaard
waarde.
Druk op de rechterknop om de nieuwe instelling op
te slaan.
P.8
TIG Gas regeling
Beïnvloedt de werking van de gasklep tijdens het TIG
lassen.
Valve (manueel) = Geen werking van de gasklep
tijdens het TIG lassen. De gasstroom wordt
manueel geregeld middels een externe klep.
Feeder Solenoid = Maakt gebruik van de interne
gasklep van de draadaanvoerkoffer (feeder). De
klep gaat automatisch aan en uit met het TIG
lassen.
Power source Solenoid = Elke gaskklep die aan de
stroombron aangesloten zit gaat automatisch aan
en uit met het TIG lassen.
Let op:
Gasvoorstroom is niet beschikbaar tijdens het TIG
lassen.
Gasnastroom is beschikbaar – Bij zowel MIG als
TIG wordt dezelfde tijd gehanteerd.
Wanneer de uitgang van de machine wordt
gecontroleerd door de knop rechtsboven, zal het
gas niet gaan stromen totdat de elektrode het
Nederlandse
werkstuk aanraakt. Na het verbreken van de
lasboog blijft het gas doorstromen totdat de
gasnastroomtijd verstreken is.
Wanneer de uitgang van de machine in- en
uitgeschakeld wordt met behulp van een
toortsschakelaar of voetpedaal, zal het gas gaan
stromen op het moment dat de machine
ingeschakelt wordt en stopt op het moment dat de
machine uitgeschakeld is en de
gasnastroomtijdverstreken is.
P.9
Kratervertraging
Bij gebruik van de kratervertraging slaat de machine de
kraterfunctie over bij het maken van korte hechtlassen.
Wanneer de pistoolschakelaar losgelaten wordt voordat
de kratervertragingstimer eindigt, dan wordt de krater-
functie overgeslagen. Als de pistoolschakelaar daarna
wordt losgelaten functioneert de kraterfunctie normaal.
Waarden = Uit tot 10,0 seconden (Uit is standaard).
P.14
Reset gewicht lastoevoegmaterialen
Deze parameter verschijnt alleen in systemen met
Production Monitoring. Gebruik deze parameter om
opnieuw het oorspronkelijke gewicht van de
lastoevoegmaterialen in te stellen.
P.16
Push-Pull Gun Knop
Gun Pot Enabled = De draaddoorvoersnelheid
wordt altijd gecontroleerd door de potentiometer op
het push-pull gun (standaard).
Gun Pot handicap = De draaddoorvoersnelheid
wordt altijd gecontroleerd door de linker display
knop op de draadaanvoerkoffer.
Gun Pot Proc A = In procedure A, wordt de draad
doorvoersnelheid ingesteld door de potentiometer
op het push-pull pistool. In procedure B, wordt de
draaddoorvoersnelheid bepaald door de linker
display knop op de draadaanvoerkoffer.
P.17
Afstandsbediening
Selecteert het analoge type afstandsbediening dat
gebruikt wordt. Digitale afstandbedieningen (met een
digitaal display) worden automatisch herkend. Op
machines zonder de 12-pin connector zal de "joystick"
instelling niet weergegeven worden.
"All Mode Remote" – Bij deze instelling werkt de
afstandsbediening in alle lasmodes/lasprogramma's
en functioneert gelijk aan de meeste machines met
een 6-pin of 7-pin aansluiting voor
afstandsbediening. Deze stand is speciaal
opgenomen voor klanten die meerdere verschilende
Lincoln lasapparaten hebben en biedt een
soortgelijke bediening als de andere Lincoln
apparaten.
"PushPull Gun" – Gebruik deze instelling als er
tijdens het MIG-MAG lassen gebruik gemaakt wordt
van een Push-Pull laspistool dat voorzien is van een
potmeter voor de draadaanvoersnelheid.
Lasstroom instellingen voor Elektrode , TIG en
Gutsen moeten op de User interface ingesteld
worden. Deze instelling is backward compatible met
de "PushPull" instellingen van P.17 "Selectie
Laspistool".
"TIG Afstandsbediening" – Gebruik deze instelling
tijdens het TIG lassen en wanneer er een
voetpedaal of handafstandsbediening gebruikt
wordt. Stel tijdens het TIG lassen, de maximale
stroomsterkte in met de linkerknop op de User
Interface. De MIG draadsnelheid en de de
11
Nederlandse