Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van de
afdrukmedia.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan liggen en mag de
voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat
de afdrukkwaliteit betreft.
• Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat.
• De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet
beschadigen.
• Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is.
Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de
afdrukkwaliteit afneemt.
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en -type instellen met
behulp van de knoppen op het bedieningspaneel.
Om de ingestelde papierinstelling in de machine te wijzigen, moet u het papiertype selecteren in
het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken > het tabblad Papier > de optie Type (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 69).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
Afdrukmateriaal en lade | 42