Bedieningshandleiding
Multifunctionele veiligheidsmodule
5. Werkingsprincipe en instellingen
5.1 Aansluit-/bedienelementen
1 geschakelde uitgangen T0...T2
1
2
3
2 Veilige ingangen /
3
4
3
3 veilige ingangen
4 Voedingsspanning
I0
I4
T0
T1 T2
I2
I6 I8 I10
Y0
Y1
5 Grafische kleurendisplay
A1 A2 FE
I1 I3 I5
I7 I9 I11
6 Statu LED
6
7
7 terugverende tuimelschakelaar
5
8 Veilige halfgeleideruitgangen
9 Veilige relaisuitgangen
U B
PROTECT
10 Veilige analoge ingangen
ERR
I12
I14
Q0 Q3 Q1N
I13
AI0 AGND AI1
Y2
Y3
Q0N
Q2 Q1
QR1
QR0 QR2
I15 I16 I17
8
2
10
8
9
3
Bediening van de terugverende tuimelschakelaar
Op/af:
Navigatie door het menu en de invoervelden
Printer:
Neem de invoer over of bevestig de selectie
LED aanduidingen
U
brandt
Bedrijfsspanning aan
B
Run
brandt
Bedrijfsmodus
knippert Parametreermodus of fabrieksinstelling
van de module geactiveerd (zie eerste
parameterinstelling)
ERR
brandt
fout actief (veilige toestand)
knippert opmerking of waarschuwing actief
(werking met eventuele beperkingen)
Fouten / Waarschuwingen / Meldingen worden in voltekst op de
display getoond.
Menustructuur
De volledige structuur vindt u in hoofdstuk 7.
5.2 Klemmenbeschrijving
Spanning:
A1
+24VDC
A2
0 VDC
FE
Functionele aarding
Ingangen
I0...I17
Veilige digitale ingangen
AI0
Veilige analoge ingang
AI1
Veilige analoge ingang
AGND
Analog Ground
Uitgangen
Q0, Q0N
Veilige halfgeleideruitgang p-/n-schakelend
Q1, Q1N
Veilige halfgeleideruitgang p-/n-schakelend
(allen beschikbaar bij OEM producten)
Q2
Veilige halfgeleideruitgang p-schakelend
Q3
Veilige halfgeleideruitgang p-schakelend
QR0
Voeding veilige relaisuitgang
QR1
Veilige relaisuitgang
QR2
Veilige relaisuitgang
Y0...Y3
Bedrijfsmatige uitgangen (signaaluitgangen)
T0...T2
Geschakelde uitgangen voor het voeden
van de veilige digitale ingangen voor de
dwarssluitherkenning
6
optionele signaaluitgangen
5.3 Startniveau
Naar keuze:
Autostart of manuele start
(afvallende flank).
Optionele voorwaarde:
Aanlooptest
Na het herinschakelen van de voedingsspanning moet de
beschermvoorziening eerst eenmaal geopend en terug gesloten
worden, voordat de vrijgave met de START-/RESETknop geactiveerd
kan worden
5.4 Sensorniveau
18 digitale veilige ingangen
Naar keuzee:
1-kanalig of 2-kanalig, equivalent,
antivalent of gedeactiveerd.
Optionele voorwaarde:
2 analoge veilige ingangen
2 analoge veilige 1-kanalige ingangen met telkens 4 instelbare
grenswaarden of 1 analoge veilige 2-kanalige ingang met 4 instelbare
grenswaarden en instelbare bewaking van de instelbare porcentuele
kanaalafwijking (% van de maximale waarde = 4095).
Bewaking discrepantiefouten
Na een activering van een 2-kanalige beschermvoorziening door een
van de ingangskanalen, moeten de beide ingangskanalen geopend en
terug gesloten worden, voordat de vrijgave met de START-/RESETknop
geactiveerd kan worden.
Dwarssluitingsherkenning
Maatregel ter herkenning van kortsluitingen tussen de ingangskanalen
bij 2-kanalige aansturing. De dwarssluitherkenning wordt hier door
het gebruik van geschakelde uitgangen T0...T2 bij potentiaalvrije
veiligheidssensoren bereikt. De toewijzing van de geschakelde
uitgangen aan de ingangen is vastgelegd. De instelling gebeurt in het
menu "Ingangen".
Om Cat. 4 / PL e / SIL CL 3 te bereiken, moet bij
potentiaalvrije veiligheidssensoren de dwarssluitdetectie
geactiveerd zijn.
Geschakelde
uitgangen
(optionele signaaluitgangen Y0 ... Y3)
T0 aan
I00
(Y0)
T1 aan
I01
T2 aan
I02
Analoge grenswaarden
De grenswaarden worden met een getal van 0 tot 4095 ingesteld.
Hierbij geldt de volgende omrekening:
Grenswaarde = Spanning [V] x 337
NL
PROTECT SELECT
PROTECT SELECT OEM
terugkoppeling (EDM), opstarttest.
dwarssluitherkenning,
bewaking discrepantiefouten
Digitale ingangen I00 ... I17
I03
I06
I09
I12
(Y2)
I04
I07
I10
I13
(Y1)
I05
I08
I11
I14
(Y3)
I15
I16
I17