Bedieningshandleiding
Multifunctionele veiligheidsmodule
8. Bijlage
8.1 Applicatieprogramma's
Algemeen
De veiligheidsvrijgave kan pas gebeuren als alle geactiveerde
ingangscircuits gesloten zijn en de analoge ingangswaarden in het
gedefinieerde bereik liggen.
De hier beschreven programma's gelden uitsluitend voor de
standaardvariant PROTECT SELECT en de versie 2.0 van de
applicatieprogramma's (opdruk veiligheidszegel:
"Appl. V2.0").
Als de in dit document beschreven CRC van de
onderstaande applicatieprogramma's afwijkt van de
Prog-CRC vermeld op het product, gelden de volgende
specificaties van deze bedieningshandleiding niet.
Bij gebruik van de START-/RESETknop moeten de vereisten
van DIN EN ISO 13849-1:2008, Hoofdstuk 5.2.2.
(Manuele reset) in acht genomen worden.
Bij een parametrering op "noodstop":
De START-/RESETknop (I15) moet in ieder geval gedrukt
worden na Power On.
Als geen terugkoppeling (EDM) geëvalueerd wordt, moet de
bijbehorende ingang op 24VDC aangesloten worden om de
veiligheidsfunctie van de qeactiveerde/gedeactiveerde veilige
analoge ingangen te garanderen.
Tijdens de uitschakelvertragingstijd (uitschakelvertragingstijd
/ Stop 1) wordt de bediening van alle START/RESET
knoppen genegeerd.
In geval van een spanningsuitval of een systeemfout vindt
een onmiddellijke onvertraagde uitschakeling plaats.
Sensorniveau: digitale veilige ingangen
In de volgende applicatieprogramma's bestaat de mogelijkheid
om voor de opgegeven vrije sensoren de volgende
veiligheidsschakelcomponenten aan te sluiten:
• Noodstopbedienorganen, elektronische veiligheidsschakelaars en
veiligheidsschakelaars met contacten, veiligheidsvergrendelingen,
aanrakingsvrije sensoren, AOPD's, mutingsensoren en 4-draads
veiligheidsmatten.
Volgens EN 60204-1:2006 is na het activeren van de
noodstop een manuele reset vereist. Als de noodstop met de
optie autostart geconfigureerd wordt, moet een manuele reset
door andere gepaste maatregelen uitgevoerd worden.
Het aantal vrije sensoren is onafhankelijk van
het programma.
Als alle sensoren in het veiligheidsveld met de optie
autostart uitgerust zijn, is een START/RESET knop voor
dit veiligheidsveld niet vereist.
De sensoren en de noodstopbedienorganen kunnen in
willekeurige volgorde gereset worden.
Sensorniveau: analoge veilige ingangen
In de volgende applicatieprogramma's zijn voor de beide analoge
veilige ingangen de volgende functies, gekoppeld aan de 4
grenswaarden, geïmplementeerd:
1ste grenswaarde (AI0-0 en AI1-0):
veiligheidsvergrendeling
2de grenswaarde (AI0-1 en AI1-1):
geïmplementeerd
3de grenswaarde (AI0-2 en AI1-2):
geïmplementeerd
4de grenswaarde (AI0-3 en AI1-3):
Verklaring:
• Additionele vrijgave voor veiligheidsvergrendelingen:
Als een veiligheidsvergrendeling geparametreerd is en beide analoge
ingangswaarden onder de 1ste grenswaarde (AI0-0 en AI1-0) en
onder de resterende grenswaarden liggen, kan de vergrendelveenheid
van de aangesloten veiligheidsvergrendeling ontgrendeld worden.
• Noodstopfunctie:
Als een van de analoge ingangswaarden boven de 4de grenswaarde
(AI0-3 of AI1-3) ligt, stemt dit overeen met het activeren van een noodstop.
Niet-gebruikte analoge ingangen moeten AGND aangesloten
worden en de bijbehorende analoge grenswaarden moeten
op 4095 ingesteld worden.
In de applicatieprogramma's vindt geen beheersing van de
fout "draadbreuk" in de analoge ingang plaats.
Is een beheersing vereist, dan kan de analoge ingang met de
optie "Dual Sensor" gebruikt worden.
De sensoren en de noodstopbedienorganen kunnen in
willekeurige volgorde gereset worden.
Actuatorniveau
Het actuatorniveau voor de volgende applicatieprogramma's bestaat uit:
1x p-/n-schakelende veilige uitgang Q0 / Q0N
2x p-schaltende veilige uitgangen Q2 en Q3
2x veilige relaisuitgangen QR1 en QR2
4x optionele signaaluitgangen Y0 tot Y3
Het aantal uitschakelpaden is van het gekozen applicatieprogramma
afhankelijk:
• Er zijn maximaal 5 veilige uitschakelpaden beschikbaar.
• Aan ieder veilig uitschakelpad kan een individuele
uitschakelvertragingstijd (Stop 1) toegekend worden.
• De tijden zijn vooringesteld op 0,00s (standaardwaarde), dwz dat de
veilige uitschakelpaden onvertraagd uitgeschakeld worden (Stop 0).
De uitgangen zijn daarbij aan de volgende timers toegewezen:
Uitgang
Timer
Benaming
Q0/Q0N
T00
TOF 0
Q2
T02
TOF 2
Q3
T03
TOF 3
QR1
T04
TOF 4
QR2
T05
TOF 5
Y2
T06
TON 1
Timer T00 tot T29: 0...599,99 s
Timer T31 en 32:
VERKLARING:
TOF: Timer, vertraagde uitschakeling
TON: Timer, vertraagde inschakeling
NL
PROTECT SELECT
PROTECT SELECT OEM
extra vrijgave
geen functie
geen functie
noodstop
Gedrag
Default
vertraagd UIT
0,00s
vertraagd UIT
0,00s
vertraagd UIT
0,00s
vertraagd UIT
0,00s
vertraagd UIT
0,00s
vertraagd AAN
0,00s
Step: 10ms
0...59999 s (ca. 16,6h) Step:
1s
11