Standaardbewerkingen
5.3 Gegevens opslaan, laden, verzenden en verwijderen
5.3.1 De datalogger
5.3.1.1 Automatische/handmatige opslag van gegevens
5.3.1.2 Opgeslagen gegevens uit de datalogger laden
28
De datalogger kan tot 200 meetwaarden opslaan die afkomstig zijn
uit de Barcodeprogramma's.
De parameter voor gegevensopslag geeft aan of gegevens
automatisch of handmatig moeten worden opgeslagen. In het
laatste geval bepaalt de gebruiker welke gegevens moeten worden
opgeslagen.
1. Druk op Opslaan: Aan/Uit in het menu Opties.
•
Met de instelling Opslaan: Aan worden alle meetgegevens
automatisch opgeslagen.
•
Met de instelling Opslaan: Uit worden geen meetgegevens
opgeslagen. Deze instelling kan echter worden gewijzigd in
Opslaan: Aan via configuratie in het resultatendisplay. De
meetwaarde die op dat moment in het display wordt
weergegeven, wordt dan opgeslagen.
Opmerking: Als het geheugen van het instrument (datalogger) vol is,
worden automatisch de oudste gegevens gewist, zodat de nieuwe
gegevens kunnen worden opgeslagen.
1. Druk op Gegevens laden in het hoofdmenu.
2. Druk op Datalogger.
Er wordt een lijst van de opgeslagen gegevens weergegeven.
3. Druk op Filter: Aan/Uit.