Standaardbewerkingen
5.2.2 Monster-ID
20
Met deze optie kunt u tot honderd identificatielabels voor monsters
(maximaal dertien tekens) invoeren in het instrument. Monster-ID's
kunnen worden gebruikt om de locatie of andere specifieke
informatie over het monster aan te geven.
1. Druk op ID monster het menu Instrument-setup.
2. Druk op Nieuw om een nieuwe monster-ID in te voeren.
3. Voer een nieuwe monster-ID in met het alfanumerieke
toetsenpaneel.
Opmerking: Wanneer een USB-barcodehandscanner
pagina
59) is aangesloten, kunnen monster-ID's ook worden gescand.
Monster-ID's kunnen ook met een USB-toetsenbord worden
ingevoerd.
4. Druk op OK om de invoer te bevestigen.
5. Om de monster-ID's opeenvolgend te nummeren (bijv. Toevoer
(01 etc.)), kiest u Nummer toevoegen.
•
Gebruik de pijltoetsen om het eerste nummer van de reeks
op te geven.
•
Gebruik de toets tussen de pijltoetsen om het eerste
nummer van de reeks in te voeren met behulp van het
alfanumerieke toetsenpaneel.
6. Druk op OK om terug te keren in het scherm
"Instrument-setup".
7. De monster-ID wordt dan geactiveerd. Na een meting wordt
elke monster-ID automatisch oplopend genummerd. Het
Hoofdstuk 9 op