J AE BKT EV-STAPPEN
Hiermee bepaalt u de intervalwaarde voor de
belichtingstrap wanneer de stand O (AE BKT.) als
continustand is geselecteerd (P 46).
U heeft keuze uit ±
EV, ±
/
1
3
is mogelijk niet in staat de geselecteerde bracke-
tingstappen te gebruiken wanneer de hoeveel-
heid over- of onderbelichting de grenzen van het
belichtingsmeetsysteem overschrijdt).
I FLITSLICHT
Om de lichtsterkte van de flitser in te stellen. Kies
uit waarden tussen +
/
2
instelling is ±0. Hierbij moet worden opgemerkt dat
de resultaten in grote mate afhankelijk zijn van de
heersende omstandigheden en de afstand tot het
onderwerp.
EV en ±1 EV (de camera
/
2
3
EV en –
EV. De standaard
/
2
3
3
[±¹⁄3]
g EXTERNE FLITSER
Kies AAN wanneer u een optionele flitser gebruikt
(behalve Fujifilm-producten) die op de camera-
schoen worden geplaatst.
c
• Bij snelheden hoger dan
onderwerp mogelijk niet volledig.
• Gebruik automatische of persoonlijke witbalans (P 53).
• Als de ingebouwde flitser uitgeklapt is terwijl AAN ge-
selecteerd is voor g EXTERNE FLITSER, zal de inge-
[±0]
bouwde flitser één keer flitsen om een signaal over te
brengen dat de optionele flitser activeert.
• Externe flasheenheden kunnen worden gebruikt in de
modi P, S, A, M of O (alleen S en T).
• Voor externe flitsers van Fujifilm is deze instelling niet
vereist.
a
• De camera kan gebruikt worden met flitsers die zorgen
voor aanpassing van de lensopening, externe meting
en gevoeligheidscontrole. Sommige flitsers die speciaal
ontworpen werden voor andere camera's kunnen niet
gebruikt worden.
• Voor meer informatie over externe flitsers van Fujifilm,
raadpleeg Accessoires van FUJIFILM (P 110).
De menu's gebruiken: Opnamestanden
/
s belicht het flitslicht het
1
1000
[UIT]
91