3.2
HOE GEBRUIKT U DE AFSTANDSBEDIENING
1.
Sluit de R10 afstandsbediening aan op service connector A7. De stroombron detecteert de
nieuwe hardware automatisch en de referentiewaarde van de afstandsbediening verschijnt
op het scherm.
2.
Stel de gewenste gutsstroom in met de instelknop van de afstandsbediening.
3.
Om te stoppen met het gebruik van de afstandsbediening koppel hem los van de
stroombron. Het scherm toont nu de gutsstroom die gebruikt werd voordat u de
afstandsbediening aansloot en de lasstroom controle komt terug via het controlepaneel.
3.3
DE STROOMBRON STARTEN
De stroombron starten door de hoofdschakelaar (A2) op het voorpaneel in de I-stand te zetten. Het
signaallampje `gereed voor gebruik` (A3) gaat branden.
De koelventilator loopt een moment als de hoofdschakelaar in de I-stand wordt gezet. De
ventilator schakelt vanzelf uit na een tijdje en start opnieuw tijdens het gutsen zodra het apparaat
voldoende is opgewarmd. De ventilator blijft draaien tot 10 minuten na het gutsen, afhankelijk van
de temperatuur van het apparaat.
Het apparaat altijd aan en uit zetten met de hoofdschakelaar, nooit door de netsteker uit
LET OP!
de wandcontactdoos te nemen.
3.3.1 Automatische functioneringstest
Tijdens het opstarten van de krachtbron, voert het apparaat automatisch een functioneringstest
uit. De volgende functies worden getest:
• Softwareversie. Op het linkerscherm wordt de programmaversie van het bedieningspaneel
een seconde lang weergegeven. Op het rechterscherm wordt de versie van het
krachtbronprogramma weergegeven.
• Functionaliteit van lampjes en toetsen. Alle lampjes en scherm-LED's knipperen.
• Systeemfuncties. Als het systeem een fout ontdekt, wordt een foutcode op het scherm
weergegeven.
• Implementatie van fabrieksinstellingen of vooraf ingestelde instellingen.
Als de functioneringstest is geslaagd, is het apparaat gereed voor gebruik en worden de stroom-
en spanningswaarden op het bedieningspaneel weergegeven.
Als een fout is ontdekt tijdens de test, knippert de foutcode op het scherm en knippert het gele
lampje op het voorpaneel van de krachtbron. Voor instructies, zie Problemen verhelpen.
3.3.2 Signaallampjes op het voorpaneel
De volgende signaallampjes bevinden zich op het voorpaneel van het apparaat:
• Als het groene signaallampje A3 brandt, is de voedingsbron gereed voor gebruik.
Dit signaallampje brandt als het apparaat is aangesloten op de netspanning met de
hoofdschakelaar in de 'I'-stand.
• Als het gele lampje thermische beveiliging A4 brandt, is het apparaat oververhit. Als het
signaallampje uit gaat, kan het apparaat weer gebruikt worden.
NL
• Als het signaallampje A4 knippert, heeft het apparaat een fout gedetecteerd. Voor instructies,
zie Problemen verhelpen.
3.4
BEDIENINGSPANEELFUNCTIES
De gebruiker kan via het bedieningspaneel de werking van de machine beheren en controleren.
De toetsen en de bedieningsknop worden gebruikt om de stroom die voor het gutsen wordt
gebruikt en andere parameters te regelen. De stroom- en spanningswaarden worden op de
schermen van het bedieningspaneel weergegeven.
3.4.1 De gutsstroom afstellen
De vereiste gutsstroom kan worden ingesteld met de bedieningsknop op het bedieningspaneel.
De nauwkeurigheid van de afstelling is 10 A, wat betekent dat de stroom steeds met 10 ampères
wordt verhoogd of verlaagd wanneer de knop één streepje verder of terug wordt gedraaid.
Als u de bedieningsknop snel draait, kunt u de gutsstroom met stappen van 100 A voor elk streepje
verstellen.
8