Parameters van de installatie opvragen/instellen
Toelichting
20
Invoer code-nr.
Invoer voor het vrijgeven van het in-
stallateur-niveau.
21
Code-nr.
Definitie van een nieuw code-nr.
24
Vorstbeveiligingstemperatuur
Daalt de buitentemperatuur onder deze
waarde, dan schakelt de vorstbeveili-
ging in. Alle pompen aan, ingestelde
keteltemperatuur 5 °C, ingestelde tem-
peratuur reservoir 10 °C
25/26 Maximale watertoevoertempe-
ratuur
verwarmingscircuit 1/2
Begrenzing van de watertoevoertempe-
ratuur gebeurt ter bescherming van de
erachter geschakelde componenten
(bijv. vloerverwarming).
27
Afstand verwarmingscurve
De ingestelde keteltemperatuur wordt
berekend door optelling van de inge-
stelde temperatuur van het maximaal
werkende verdelercircuit met de af-
stand van de verwarmingscurve.
28
Functie voor temperatuurge-
stuurd relais
0 = verhoging retourwatertemperatuur
met voeler op St VIII
Komt de retourwatertemperatuur onder
de in parameter 29 ingestelde waarde,
dan wordt de bypass-pomp ingescha-
keld. Stijgt de temperatuur met de in
parameter 30 ingestelde hysterese,
dan wordt de pomp uitgeschakeld.
De pomp kan alleen bij vrijgave van de
ketel worden ingeschakeld.
0 = circulatiepomp
zonder voeler op St VIII
Als op stekker VIII geen voeler is aan-
gesloten, dan wordt de functie WW –
circulatiepomp geactiveerd. Het relais
wordt dan via het urenprogramma (ge-
selecteerd verwarmingsprogramma 8)
of met de warmwatervrijgave (param.
14 op 1) geschakeld.
1 = allesbrander
met voeler op St VIII
De pomp wordt ingeschakeld als de
allesbrander (meerfunctievoeler) de in-
gestelde hysterese (parameter 30) ho-
ger is dan de temperatuur van de olie-
/gasketel.
2 = accumulatorpomp
Accessoires
De pomp wordt ingeschakeld als een
van de verwarmingscircuits warm water
vraagt (pomp verwarmingscircuit inge-
schakeld).
3 = zonnecollectorverschil
met voeler op St VIII
Als in plaats van FBR1 op het directe
verwarmingscircuit een reservoirvoeler
(St. I, Kl 1/2) wordt aangesloten en de
multifunctionele voeler als zonnecol-
lectorvoeler wordt gemonteerd, kan er
een zonnecollector-
temperatuurverschilregeling tussen de
multifunctionele voeler op de collector
en het bufferreservoir worden inge-
steld.
De schakeltemperatuur param. 29
wordt dan als maximale buffertempe-
ratuur geanalyseerd. De schakelhyste-
rese param. 30 is dan van 7 – 25 K in-
stelbaar.
31
Blokkering vulpomp
De vulpomp wordt ingeschakeld als de
keteltemperatuur 5K hoger wordt dan
de temperatuur van het reservoir.
Uitschakeling als de keteltemperatuur
hoger is dan de temperatuur van het
25