GEBRUIK VAN HET STATION
7
ALARMEN EN BIJBEHORENDE INFORMATIE
7-1
Noodalarm
1
Druk op de noodalarmschakelaar om deze te vergrendelen (of bij
onderbreking van de kring).
2
Er weerklinkt een alarm vanaf de binnenpost en er wordt een
waarschuwingssignaal naar de conciërgepost gestuurd. Er wordt
een noodbeeld op het scherm weergegeven.
• Het noodscherm wordt niet weergegeven op subbinnenposten.
3
Als er een oproep van de conciërgepost binnenkomt, verandert
het alarmgeluid naar een beltoon. De STATUS-LED knippert.
7-2
OPTION-knop
Met de [
OPTION]-knop kunt u aangesloten apparaten bedienen,
zoals het in- en uitschakelen van lichten.
OPMERKING:
Er wordt een signaal uitgezonden terwijl er op de
[
OPTION]-knop wordt gedrukt. (De
bedieningsmethode kan verschillen afhankelijk van
het apparaat dat samen met dit toestel wordt
gebruikt.)
4
Druk op de [
TALK]-knop om te spreken met de
conciërgepost. De STATUS-LED wordt ingeschakeld. Nadat het
gesprek is beëindigd, wordt het noodalarm weer ingeschakeld.
5
Ontgrendel de noodalarmschakelaar om terug te keren naar stand-
by (om de normale toestand van het systeem te herstellen).
OPMERKINGEN: 1. Het alarmsignaal en de beltoon van de binnenpost
worden met niveau 10 (HOOG) volume
uitgezonden, ongeacht de volume-instelling.
2. De noodalarmfunctie kan ook worden ingeschakeld
wanneer het systeem in gebruik is.
3. Binnenposten in dezelfde woning kunnen geen
gewone oproepen of deurbeloproepen ontvangen
zolang het alarmsignaal afgaat. Enkel oproepen van
de conciërgepost kunnen worden beantwoord.
4. Tijdens het noodalarm is geen oproep mogelijk
vanaf de binnenpost naar het woningsstation of naar
de conciërgepost waarop het alarm werd
ingeschakeld.
5. Noodalarmen zullen ook vanaf individuele
deurposten worden uitgezonden en de verlichtings-
LED zal knipperen.
- 18 -