Alutherm C 850 - 1050 - 1250
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Neem contact op met uw installateur als u nog vragen heeft over het gebruik van uw CV-ketel of verwarmingssysteem. Het is in uw eigen belang en
in het belang van de installateur dat u bekend bent met hoe u uw CV-ketel en verwarmingssysteem veilig en efficiënt kunt gebruiken. Het toestel
mag niet worden gebruikt door kinderen, mensen met een verminderd fysiek, zintuiglijk of geestelijk vermogen of mensen die onvoldoende kennis
en ervaring hebben. Kinderen mogen niet met het toestel spelen, ook al gebeurt dit onder toezicht. Onderneem bij uitval of storing geen poging
om het toestel zelf te repareren. Neem contact op met uw installateur. Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door erkende monteurs. Als deze
voorschriften niet worden opgevolgd, kan de veiligheid van het toestel in gevaar worden gebracht.
Werking
Water dat afkomstig is van de radiatoren of de warmtapwaterunit wordt in de aluminium warmtewisselaar verwarmd. De CV- of warmtapwaterpomp
garandeert de circulatie van het water. De benodigde lucht voor de verbranding wordt aangezogen door een ventilator met toerentalregeling. Bij
lage temperaturen van de CV kunnen de rookgassen voldoende worden afgekoeld om het water te laten condenseren. Via een ingebouwde sifon
wordt het condenswater afgevoerd naar de riolering. Deze afvoer mag nooit verstopt raken. Een regelaar met ingebouwde microprocessor zorgt voor
de elektrische regeling van de CV-ketel.
Bijvullen
De ingebouwde manometer geeft aan of er voldoende waterdruk is. Zodra de waterdruk onder 1 bar zakt, moet er worden bijgevuld. Als er regelmatig
moet worden bijgevuld, dient uw installatie te worden nagekeken door een installateur.
Haal de stroom van de installatie. Sluit de vulslang aan op de koudwaterkraan en op de vul- en aftapkraan van de CV-ketel. Vul voorafgaand aan het
vastdraaien van de koppeling van de installatie de slang langzaam met water om eventuele lucht te laten ontsnappen. Open de vul- en aftapkraan en
vul de installatie langzaam bij totdat een druk tussen de 1,5 en 2,0 bar bereikt is. Sluit wanneer alles gereed is, de stroom weer aan.
Ontluchten
Om eventuele aanwezige lucht in het verwarmingssysteem en de CV-ketel te verwijderen, moet er worden ontlucht. Haal de stroom van de installatie.
Open alle radiatorkranen. Ontlucht alle radiatoren en begin met de radiatoren die zich op het laagste punt in het systeem bevinden. Controleer de
waterdruk na het ontluchten en vul zo nodig bij (als de waterdruk tot onder 1 bar is gezakt). Sluit de stroom weer aan.
Opstarten CV-ketel
Vraag uw installateur hoe u de CV-ketel moet opstarten. Afhankelijk van de manier waarop uw verwarmingssysteem is geregeld, kan dit via een
externe tijdklok, thermostaat, schakelaar of op andere wijze gebeuren. Zodra de potentiaalvrije schakelcontacten gesloten zijn, begint de CV-ketel
met de opstartprocedure.
Aanvoertemperatuur CV-ketel
De branderautomaat kan de aanvoertemperatuur veranderen van 20 tot 85 °C. De temperatuurinstelling kan met behulp van het bedieningspaneel
worden gewijzigd. In de installatiehandleiding staan de aanwijzingen voor het instellen van de aanvoertemperatuur.
Temperatuur wamtapwater (indien van toepassing)
De fabrieksinstelling van de temperatuur van het warmtapwater is 60 °C. Deze ingestelde waarde kan met behulp van de knoppen van het
bedieningspaneel worden gewijzigd in een willekeurige temperatuur tussen de 35 en 65 °C. Als het warmwatertoestel is voorzien van een thermostaat,
kan de temperatuur van het warmtapwater worden gewijzigd via het instellen van deze thermostaat.
Uitschakelen van de CV-ketel
In de zomer kan de ruimtethermostaat op een lagere waarde worden ingesteld om de CV-ketel uit te schakelen. In de winter of tijdens een langere
periode van afwezigheid mag deze temperatuur nooit lager worden ingesteld dan 15 °C. Schakel de stroomvoorziening niet uit. Tijdens een
vorstperiode moeten alle radiatoren deels of helemaal open worden gezet om bevriezing te voorkomen. De geïntegreerde pompregeling zal de
pomp elke 24 uur gedurende een korte periode activeren, ook al is er geen vraag. Dit voorkomt dat de pomp vastloopt. De stroom- en gasvoorziening
(uw installateur kan de locatie ervan aangeven) mogen alleen worden uitgeschakeld als er werkzaamheden aan de CV-ketel worden uitgevoerd.
Storingen
Als er een storing optreedt, controleer dan eerst het volgende
•
Is de ruimtethermostaat goed ingesteld?
•
Is de CV-ketel aangesloten op de hoofdleiding? Is er stroomvoorziening aanwezig?
•
Staat de gasklep open?
•
Staan de radiatorkranen open?
•
Is de waterdruk in de installatie hoger dan 1 bar?
•
Is de installatie goed ontlucht?
Bij een storing wordt een code op het scherm weergegeven. Om tot een juiste diagnose te komen, is het heel belangrijk dat u deze code vermeldt
wanneer u uw installateur belt. Reset de branderautomaat door te drukken op de knop 'ok' van het bedieningspaneel. Neem contact op met uw
installateur als de storing regelmatig optreedt.
Onderhoud
De CV-ketel moet jaarlijks door uw installateur worden gecontroleerd. Zo wordt de levensduur van de installatie verlengd en de betrouwbaarheid
ervan verbeterd. De behuizing van de CV-ketel mag worden gereinigd met een zachte doek (zonder schuurmiddelen). Maak nooit gebruik van
oplosmiddelen zoals thinner!
Let op
De luchttoevoer (de benodigde lucht voor verbranding) en de rookgasafvoeronderdelen zijn van essentieel belang voor een veilige en efficiënte
werking van de CV-ketel. Het is niet toegestaan dat onbevoegde personen wijzigingen aanbrengen aan deze systemen, zoals de instellingen van
de gasklep. De gas-luchtverhouding wordt ingesteld op een lambdawaarde van ongeveer 1,26. Dit komt overeen met een CO
(volledige belasting).
Zie voor meer informatie de installatiehandleiding.
ALUTHERM C 850 - 1050 - 1250
|
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud
regelaar of branderautomaat net als in A170 en B350?
|
Gebruikershandleiding
Heating
-gehalte van 9,3%
2
ALUTHERM
|
CV-ketels 2