8 Ingebruikname
8.9
Elektrische extra verwarming vrijgeven
In de systeemthermostaat kunt u kiezen of de elektrische ex-
tra verwarming moet worden ingezet voor het CV-bedrijf, het
warmwaterbedrijf of voor beide. Stel hier aan het bedienings-
veld van de binnenunit het maximumvermogen van de elek-
trische hulpverwarming in.
▶
Activeer de interne elektrische bijstookverwarming met
een van de volgende vermogensniveaus.
▶
Zorg ervoor dat het maximale vermogen van de elektri-
sche bijstookverwarming het vermogen van de zeke-
ring van het elektrische huissysteem niet overschrijdt
(dimensioneringsstromen zie technische gegevens
(→ Pagina 60)).
Aanwijzing
Later kan anders de huisinterne leidingveilig-
heidsschakelaar geactiveerd worden als bij
onvoldoende warmtebronvermogen de niet
vermogensgereduceerde elektrische bijstook-
verwarming ingeschakeld wordt.
▶
U kunt de vermogenstrappen van de elektrische hulpver-
warming in de tabellen in de bijlage terugvinden.
Hulpverwarming 5,4 kW (→ Pagina 56)
Hulpverwarming 8,54 kW bij 230 V (→ Pagina 56)
Hulpverwarming 8,54 kW bij 400 V (→ Pagina 56)
8.10
Legionellabescherming instellen
▶
Stel de legionellabeveiliging via de systeemthermostaat
in.
Voor een voldoende legionellabeveiliging moet de elektri-
sche hulpverwarming geactiveerd zijn.
8.11
Ontluchten
Met de installatieassistent kunt u de ontluchtingsprogram-
ma's uitvoeren.
▶
Lees daarvoor het hoofdstuk Ontluchting. (→ Pagina 33)
8.12
Installateurniveau oproepen
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ondes-
kundige bediening!
Ondeskundige instellingen in het installateur-
niveau kunnen tot schade aan de CV-installa-
tie leiden.
▶
De toegang tot het installateurniveau mag
u alleen gebruiken als u een erkende in-
stallateur bent.
Aanwijzing
Het installateurniveau is met een paswoord tegen
toegang door onbevoegden beveiligd.
34
1.
Druk 7 seconden lang op de toets
◁
De waarde 00 wordt weergegeven.
2.
Stel de waarde 35 (toegangscode) in.
3.
Bevestig met de toets
via verschillende diagnosecodes worden opgeroepen,
die in de bijlage vermeld zijn.
8.13
Activering van de configuratie
Via de diagnosecodes kunt u de belangrijkste installatiepara-
meters nog een keer controleren en instellen.
Om de diagnosecodes te configureren, drukt u 7 seconden
op de toets
. Voer de code 35 in en kies de gewenste
diagnosecode met de toetsen
.
De lijst met diagnosecodes is te vinden in de bijlage.
8.14
Gebruik van de diagnosecode
U kunt de als instelbaar gemarkeerde parameters in de tabel
van de diagnosecodes gebruiken om het product aan de
installatie en de wensen van de klant aan te passen. Om een
diagnosecode te activeren, drukt u 7 seconden op de toets
en kiest u de code 35.
De lijst met diagnosecodes is te vinden in de bijlage.
8.15
Controleprogramma's gebruiken
De volledige lijst met testprogramma's is te vinden in de bij-
lage.
Om de testprogramma's op te roepen, drukt u 3 seconden op
de toets
en de toets
en
links van de drukknop
gramma (P.--).
U kunt de verschillende speciale functies van het product ac-
tiveren, door de verschillende testprogramma's te gebruiken.
Als het product zich in de fouttoestand bevindt, kunt u de
testprogramma's niet starten. U kunt een fouttoestand aan
het foutsymbool links onderaan op het display herkennen. U
moet eerst ontstoren.
8.16
Sensor- en componententesten gebruiken
Om de werking van de sensoren en componenten te testen,
drukt u 3 seconden op de toets
van de drukknop
.
Om de gewenste test (A.--) te selecteren, gebruikt u de toet-
sen
en
links van de drukknop
Met behulp van de verschillende beschikbare testen kunnen
de afzonderlijke componenten na elkaar worden geactiveerd
en kan de status van de sensoren worden weergegeven. De
lijst met tests is te vinden in de bijlage.
Een lijst van de voelerkenwaarden vindt u in de bijlage.
Karakteristieke waarden buitentemperatuursensor VRC DCF
(→ Pagina 59)
Installatie- en onderhoudshandleiding GeniaSet Split 0020264982_03
.
. Het installateurniveau kan
en
links van de toets
rechts. Selecteer met de toetsen
het gewenste testpro-
en de toets
rechts
.