6.2
Lading van de kraanweegschaal
Om de correcte weegresultaten te bereiken dienen de volgende regels te worden gevolgd
– zie volgende bladzijden, tekeningen 3 en 4:
Enkel apparatuur voor ophangen van de lading gebruiken waar op één punt wordt
opgehangen en waarvan de weegschaal vrij hangt.
Te grote apparatuur voor het ophangen van de lading waarop niet op één punt wordt
opgehangen, niet gebruiken.
Geen meervoudige hijsbanden gebruiken.
De lading bij belaste weegschaal niet trekken of duwen.
De haak niet horizontaal trekken.
De weegschaallading
1. De haak van de kraanweegschaal boven de lading plaatsen.
2. De kraanweegschaal zodanig dalen dat het ophangen van de lading op de
weegschaalhaak mogelijk wordt. Nadat de juiste hoogte wordt bereikt, de snelheid
reduceren.
3. De lading op de haak ophangen. Controleren of de veiligheidsklink gesloten is. Bij
bevestiging van de lading met hijsbanden, controleren of de hijsbanden volledig in de
zadel van de weegschaalhaak worden uitgezet.
4. De lading langzaam hijsen.
Bij bevestiging van de lading met hijsbanden, controleren of de lading uitgewogen is en
de hijsbanden correct zijn ingesteld.
30
HUS/HUM-BA-nl-1131