De printer gebruiken
Opties van het printerstuurprogramma
U kunt verschillende opties instellen op het scherm van het printerstuurprogramma, bijvoorbeeld
papierformaat, aantal exemplaren, enz.
U kunt ook de "Instelling papierformaat" en de "Apparaatinstellingen" gebruiken voor het configureren
van geavanceerde instellingen (zie Instellen papierformaat op pagina 84 en Apparaatinstellingen
op pagina 66).
Afdrukken van labels opgeslagen in de printer
(alleen RJ-3150)
Een labellay-out die naar de printer is overgebracht kan gemakkelijk worden afgedrukt, of de inhoud kan
worden vervangen door de inhoud die met een barcode gescand is en dan worden afgedrukt.
Zie Tips voor het aanmaken van sjablonen op pagina 129 voor meer informatie over het creëren van labels.
De sjabloonmodus configureren
Configureer de sjabloonmodus zodat deze start wanneer de printer wordt aangezet.
a
Druk op het [Menu], [ ], of de knop [ ] om het menu te [Instellingen] te selecteren en druk
vervolgens op de knop (OK).
b
Selecteer [Sjablooninstellingen] > [Sjabloonmodus] > [Aan] met [ ] of [ ] en druk daarna op de
knop [OK].
Opmerking
De modus kan ook worden geconfigureerd vanaf een computer via de "Printer Instelling Tool". Zie
Apparaatinstellingen op pagina 66 voor meer informatie.
Afdrukken met behulp van het bedieningspaneel op de printer
a
Schakel de printer in. Het scherm voor sjabloonmodus wordt weergegeven.
1 Sjabloonnummer
2 Pictogram databasekoppeling (alleen bij een gekoppelde database)
3 Sjabloonnaam
4 Papiernaam
1
2
3
4
2
2
2
2
2
45