Bijlage B
Uw Brother-printer configureren voor een netwerk
IP-adressen, subnetmaskers en gateways
Om de machine te gebruiken in een netwerkomgeving met TCP/IP, moet u het IP-adres en het subnetmasker
configureren. Het IP-adres dat u aan de printserver toewijst moet zich in hetzelfde logische netwerk bevinden
als uw hostcomputers. Als dit niet het geval is, moet u het subnetmasker en het gateway-adres op de juiste
manier configureren.
IP-adres
Een IP-adres is een reeks getallen waarmee elke computer in een netwerk kan worden geïdentificeerd. Een
IP-adres bestaat uit vier getallen met punten ertussen. Elk getal is tussen 0 en 254.
In een klein netwerk zult u bijvoorbeeld normaal gesproken het laatste cijfer veranderen:
• 192.168.1.1
• 192.168.1.2
• 192.168.1.3
Het IP-adres toewijzen aan uw printserver:
Als u een DHCP-/BOOTP-/RARP-server hebt in uw netwerk, krijgt de printserver automatisch een IP-adres
van die server.
Opmerking
Bij kleinere netwerken kan de DHCP-server tevens de router zijn.
Als u geen DHCP-/BOOTP-/RARP-server hebt, zal het APIPA-protocol (Automatic Private IP Addressing)
automatisch een IP-adres toewijzen in het bereik van 169.254.0.1 tot 169.254.254.254. Het subnetmasker
wordt automatisch ingesteld op 255.255.0.0 en het gatewayadres op 0.0.0.0.
Het APIPA-protocol is standaard ingeschakeld. Als u het APIPA-protocol wilt uitschakelen, gebruikt u
daarvoor BRAdmin Light of Beheer via een webbrowser.
20
20
20
20
20
178