6. Eerste opstart
1.
Controleer of de verwarmingsketel en het -systeem vol water zitten en
zijn ontlucht.
2.
Controleer of alle aansluitingen niet lekken.
3.
Controleer of de sensoren en de verwarmingspomp zijn aangesloten op
de voedingsbron.
4.
Bekrachtig de warmtepomp door de veiligheidsschakelaar in te
schakelen (de hoofdschakelaar).
Controleer wanneer het systeem is opgewarmd of alle aansluitingen goed
vastzitten, of de verschillende systemen zijn ontlucht, of er warmte uit komt
en het systeem ingaat en of er SWW uit de kranen komt.
7. Bediening en onderhoud
Wanneer de installateur uw nieuwe warmtepomp heeft geïnstalleerd,
moet u samen met de installateur controleren of het systeem in perfecte
bedrijfsomstandigheden verkeert. Laat de installateur u aanwijzen waar de
schakelaars, bedieningsorganen en zekeringen zitten zodat u weet hoe
het systeem werkt en hoe het moet worden onderhouden. Ontlucht de
verwarmingskringen (afhankelijk van het type systeem) na ongeveer drie
dagen werking en vul bij met water als dat nodig is.
7.1
Periodiek onderhoud
Na drie weken werking en om de drie maanden in het eerste jaar, daarna
eenmaal per jaar:
• Controleer of de installatie geen lekken heeft.
• Controleer of er geen lucht zit in het product en het systeem; ontlucht
indien nodig - zie het gedeelte Het captatiesysteem aansluiten.
• Controleer of het captatiesysteem nog op druk is en of het vloeistofpeil
in het captatievat voldoende/correct is.
• De producten hoeven niet geen jaarlijkse op koudemiddellekkage
geïnspecteerd te worden.
7.2
Bedrijfsstop
De warmtepomp wordt afgesloten met de bedieningsschakelaar. Als er
gevaar bestaat dat het water bevriest, voer dan al het water uit de CTC
EcoPart 400 af.
42
CTC EcoPart 400