Kleppen
Om onderhoud aan de koeleenheid te vereenvoudigen, moeten er afsluiters
worden gemonteerd op de inkomende en de uitgaande aansluitingen. Plaats
een vulset zodat u het collectorcircuit later kunt vullen en ontluchten.
Ontluchten
Het collectorcircuit mag geen lucht bevatten. Zelfs het kleinste beetje lucht
kan de werking van de warmtepomp in gevaar brengen. Zie het gedeelte
Bijvullen en ontluchten hieronder.
Isolatie tegen condensatie
Alle leidingen van het captatiesysteem moeten worden geïsoleerd tegen
condensatie om te voorkomen dat er ernstige ijs- en condensvorming
optreedt.
Vullen en ontluchten
Meng een water- en antivriesoplossing in een open vat. Sluit leidingen aan
op de afsluiters (98a en 98b) zoals op de afbeelding te zien is. LET OP! De
leidingen moeten een minimumdiameter hebben van 3/4". Sluit een krachtige
externe pomp (101) aan voor het bijvullen en ontluchten. Reset dan de
driewegklep (100) en open de kleppen (98a en 98b) zodat de captatiestroom
door het mengvat (102) loopt. Zorg er ook voor dat de klep (98d) open staat.
Raadpleeg voor het opstarten van de captatiepomp de betreffende
handleiding voor de besturing van de EcoPart.
Laat het antivriesmengsel een lange tijd in het systeem circuleren tot alle
lucht eruit is. Er kan nog steeds lucht in het systeem zitten, zelfs als er geen
lucht met de vloeistof naar buiten komt. Reset de driewegklep (100), zodat
alle resterende lucht eruit kan komen.
Ontlucht het niveauvat (96) door de plug bovenop het niveauvat los te
draaien.
Sluit de klep (98a) nu, terwijl de vulpomp blijft lopen. De vulpomp (101)
brengt het systeem nu op druk. Sluit ook de klep (98b) en sluit de vulpomp
af.
Als het peil in het niveauvat te laag is, sluit u de kleppen (98c) en (98d).
Schroef de plug los en vul het vat tot ongeveer 2/3. Schroef de plug weer
vast en open de kleppen (98c) en (98d).
19
CTC EcoPart 400