Camera
Wanneer u de camera sluit, worden de standaard opname-instellingen weer actief.
Maak een keuze uit de volgende opties:
— Hiermee selecteert u de scène.
of
— Hiermee schakelt u tussen video- en fotomodus.
of
— Hiermee toont of verbergt u het zoekerraster (alleen foto's).
— Hiermee activeert u de zelftimer (alleen foto's).
— Hiermee opent u de Galerij.
Foto-instellingen:
— Hiermee selecteert u een kleureffect.
— Hiermee past u de witbalans aan. Hiermee selecteert u de huidige
belichtingssituatie. Met behulp van deze optie kunt u de kleuren van de camera
nauwkeuriger instellen.
— Hiermee past u de belichtingscompensatie aan (alleen foto's). Als u een
opname maakt van een donker onderwerp tegen een zeer lichte achtergrond (zoals
sneeuw), stelt u de belichting in op +1 of +2 om de helderheid van de achtergrond
te compenseren. Gebruik -1 of -2 voor lichte voorwerpen tegen een donkere
achtergrond.
Hiermee past u de lichtgevoeligheid aan (alleen foto's). Hiermee verhoogt u de
lichtgevoeligheid bij weinig licht om de kans op te donkere en vage foto's te
verkleinen. Door de lichtgevoeligheid te verhogen wordt mogelijk ook de beeldruis
versterkt.
Hiermee past u het contrast aan (alleen foto's). Pas het verschil aan tussen de
lichtste en donkerste delen van de foto.
Hiermee past u de scherpte aan (alleen foto's).
De schermweergave wordt aangepast aan de nieuwe instellingen die u opgeeft.
De opname-instellingen zijn specifiek voor de opnamemodus. De gedefinieerde
instellingen worden niet opnieuw ingesteld als u schakelt tussen de modi.
86
© 2009 Nokia. Alle rechten voorbehouden.