4.3
Openen van de inlaatpoorten van de verzameltank
Open uitsluitend inlaatpoorten die gebruikt gaan worden. Zaag het eindstuk af met de voorgevormde rand als
geleiding (zaag de poort niet dichter bij de tank af). Vijl na het zagen alle scherpe of ruwe randen binnen en
buiten glad.
4.4
Installatie van de verzameltank
De inlaatleidingen moeten op een zodanige manier worden aangelegd dat er een correct continu verval naar de
inlaatpoorten van de verzameltank aanwezig is.
ATTENTIE!
De regelgeving voor het engineeringwerk onder de grond moet worden aangehouden.
Het gat moet ca. 30 cm dieper zijn dan de eenheid en moet met zand worden gevuld tot de hoogte waarop de
eenheid wordt geïnstalleerd (korreling tot 2 mm). Men dient erop te letten dat er geen grond terugvalt in het gat.
OPMERKING:
Bij de bepaling van de diepte van het gat moet rekening worden gehouden met de
afmetingen van de afdekking (plus die van de tank) en de eventuele standpijp (zie
paragrafen 4.7 en 4.10).
ATTENTIE!
Op punten met een potentieel hoog grondwaterniveau (maximaal toelaatbaar
1.5 m boven de bodem van de tank) zijn speciale maatregelen nodig om de unit te
beschermen tegen opdrijven. Dit kan worden bereikt door op het voetgedeelte van de
tank beton te plaatsen.
Laat de unit in het gat zakken en lijn deze uit op de voorbereide ondergrond.
OPMERKING:
De ondergrond moet vrij zijn van stenen of andere grote objecten. Extra vulmateriaal
kan noodzakelijk zijn.
Vul het gat met zand tot aan de bovenrand van de tank. Plaats het deksel op de tank, sluit de inlaatpoorten en
persleidingen aan.
OPMERKING:
Voor de initiële opstart en om letsel te vermijden, controleren of alle aansluitingen
correct tot stand zijn gebracht.
8
Figuur 3. Openen van de inlaatpoort
6006098-03